24 december 2008

Kerstwensen.


Aan al mijn lezers: prettige feestdagen.
Hopelijk ligt er ook voor u een fijn boek onder de kerstboom. Iets anders mag ook natuurlijk. Ik zou zeggen: laat de champagne rijkelijk vloeien. Vergeet even woorden zoals kredietcrisis, recessievrees, risicobank, rommelhypotheek en dies meer. Tijd om eens goed uit je dak te gaan, al is het maar voor korte tijd. Tot binnenkort. Mien, waar is mijn feestneus?

19 december 2008

Koffietafelboek.

‘Taschen opent luxieuze nieuwe boekentempel aan Brusselse Zavel’ stond er onlangs in mijn krant.
Ik associeer uitgaven van Taschen altijd meteen met koffietafelboeken. Je weet wel, van die luxueus uitgegeven boeken met veel schitterende foto's, die men op de salontafel legt om mee te pronken. Oogstrelend is hier de gepaste term. ‘The Godfather Family Album’, prijs: 2.500 euro! Heel bekend is ook het 35 kilo wegende GOAT (Greatest of All Time), een hommage aan Mohammed Ali.
En in 1999 publiceerde Taschen een beperkte editie van een boek met 400 foto’s van Helmut Newton. Het boek was zo groot en zwaar dat je er de koffietafel bijkreeg. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de term ‘coffee-table book’ aanvankelijk sloeg op een `boek dat te groot is om in een normale boekenkast te passen'.
De boeken van Taschen zijn niet allemaal zo duur maar glitter en glamour maken wel deel uit van de wereld van de Duitse uitgever Benedikt Täschen (1961). Hij is wat je noemt een selfmade man. Op zijn achttiende opende hij in Keulen een winkeltje dat Taschen Comics heette. Inmiddels heeft hij een heel imperium opgebouwd.
De Engelse term ‘coffee-table book’ zou perfect van toepassing kunnen zijn op zijn uitgaven. Maar in het Engelse taalgebied werd het woord al in 1962 opgetekend. Tevoren sprak men van ‘grand piano books.’ De Nederlandse vertaling vinden we pas terug in de jaren tachtig van vorige eeuw.
In 1987 stond er in de Leeuwarder Courant: ‘Oneindigheid. Filosofie en wetenschap van het oneindige. Wie werkelijk veel plezier aan Douglas Hofstadters Gödef Escher Bach heeft beleefd en het niet als conversatievoer voor feestjes of als koffietafelboek heeft gebruikt doet er verstandig aan dit boek van Rucker aan te schaffen.’

16 december 2008

Rommelhypotheken.

En de winnaar is…. swaffelen! Of wat had u gedacht? Maar liefst 57 procent van de duizenden deelnemers aan de ‘Woord van het Jaar’-verkiezing gaf zijn stem aan dit neologisme. Beschikt ondergetekende over een glazen bol, ben ik soms madame Blanche (zie mijn blog van 5 december)? Nee beste lezer, dit stond in de sterren geschreven. Kent u overigens nog het Woord van het Jaar 2007? Bokitoproof was toen de winnaar. Geen mens die nog weet wat dit betekent en voor wie of wat die Bokito staat (een zilverruggorilla uit Diergaarde Blijdorp, die begin 2007 uitbrak en veel amok maakte). Ik wil geen punaisepoetser zijn maar ik heb toch de indruk dat ‘Bokitoproof’ nu wel bij het grof vuil kan worden gezet. Maar goed, iedere scheet is goud waard.

Woord van het jaar 2008 wordt wat mij betreft ‘rommelhypotheek’. Eigenlijk dook de term voor het eerst op in december 2007, te laat voor het Van Dale Jaarboek Taal 2008. Hierin stonden 3.650 nieuwe woorden die in 2007 de Nederlandse taal hebben verrijkt. In ‘Woord van het jaar 2008’ (eveneens een uitgave van Van Dale) al evenmin een spoor van de rommelhypotheek. Hebben de samenstellers van Van Dale zitten slapen? Als er één woord de laatste maanden van 2008 bepaald heeft dan is het wel dit. We worden dagelijks met de kredietcrisis en recessie om de oren geslagen.

Onder rommelhypotheek verstaat men een hypotheek of lening aan mensen die geen cent te makke hebben, die de geeuwhonger in hun beurs hebben, in de dalles zitten, kortom gezinnen waar de lamp scheef hangt. Doordat die klanten zo'n lening waarschijnlijk niet kunnen afbetalen is er sprake van een risicovolle lening. Veel Amerikanen konden het voorbije jaar hun rommelhypotheken niet meer betalen. Hierdoor kwamen de financiële instellingen in problemen. De slechte hypotheken werden eindeloos doorverkocht, als het ware in mootjes gehakt en over allerlei banken en investeerders verspreid. Dit zorgde voor grote onzekerheid.

In de VS spreekt men van ‘subprimes’of ‘junk mortgages’. In Nederland duikt nu ook het synoniem ‘Tokkiehypotheek’ op. Een ‘tokkie’ is een informele benaming voor een asociaal iemand die voor overlast zorgt. De term verwijst naar een Amsterdams asociaal gezin (het gezin van Hanna Tokkie en Gerrie Ruijmgaart) dat in 2004 hun huurhuis in de Leeuwenlaan (een sociale woonwijk) moest verlaten wegens burenruzies. De leefruimte van de bovenburen werd met een Molotovcocktail in brand gestoken, om maar een voorbeeld te geven. Hierdoor besliste de woningbouwvereniging de Tokkies uit hun huis te zetten. Geen enkele gemeente wou hen sindsdien nog als inwoners hebben. Het Nederlandse programma Factor volgde het reilen en zeilen van de Tokkies voor en na de brand. Door deze documentaire werd de familie vrij snel erg populair. Eind 2004 kwam er zelfs een carnavalslied uit met de regels: "Tokkie hé, Tokkie ho, ze stelen overal de show."
En nu krijgen we dus de ‘Tokkiehypotheek’. Niet dat dit woord een lang leven beschoren is. Maar van de ‘rommelhypotheken’, geloof me op mijn woord, daar zijn we nog niet van verlost.

12 december 2008

De taal van kakkelijers en netekoppies.


Voor mij ligt het vijfde druk van ‘De vollekstaol van de stad Uterech’. Auteur is Martens van Vliet, Utrechter in hart en nieren.
Naar het schijnt wordt dit dialect in Nederland voor dom en onderontwikkeld versleten. De sprekers zouden ook niet bepaald fier zijn op hun streektaal. Ik durf hier geen oordeel over vellen. Wel kan ik vaststellen is dat het om erg kleurrijk taalgebruik gaat, al lijkt de spelling mij aartsmoeilijk.

Wie het taaltje graag eens wil beluisteren kan dit vanaf nu met de bijgeleverde cd-rom. Hierop staan interviewfragmenten, opgenomen in Volksbuurt Museum Wijk C. Verder heeft dialectoloog H. Scholtmeijer vooraan in het boek enkele aspecten van de klank- en vormleer van het Stad-Utrechts nader belicht. Wie hier niet genoeg aan heeft kan nog altijd de dramaserie ‘Nachtegaal en Zonen’ op de Nederlandse teevee eens bekijken. Of zijn oor te luisteren leggen bij typisch Utrechtse cabaretiers als Tineke Schouten, Herman van Veen en Rijk de Gooyer. Omdat in veel arbeiderswijken de veryupping haar intrede heeft gedaan en veel authentieke Utrechters plaats maakten voor nieuwe inwoners, zoals allochtonen, gaat het om een uitstervend dialect. En dat is jammer. Auteur Martens van Vliet wil dit dialect levend houden.
De omvang van het boek is in ieder geval sterk toegenomen in vergelijking met vorige drukken. Ook al hebt u het Utrechts nooit eerder gehoord, dan kent u mogelijk onbewust toch een paar woorden. ‘Âchterlijke gladdioal’ bijvoorbeeld, een scheldwoord voor een sufferd of iemand die iets vreemds doet. Deze schimpnaam werd in de jaren zeventig van vorige eeuw bedacht door cabaretier Herman Berkien (+ 2005). Mogelijk bent u ook op de hoogte omtrent de dubbelzinnigheid rond de term ‘Utrechtenaar’ (homoseksueel). Inwoners verkiezen de term Utrechter. De merkwaardige geschiedenis rond dit woord wordt op erg vermakelijke wijze uit de doeken gedaan.
‘Bonker’ voor een korte, duffelse jas, is wellicht ook in andere regio’s bekend. ‘Niki Lauda’ blijkt in Utrecht een schreeuw te zijn naar een autobestuurder als hij (te) hard langsrijdt. De naam verwijst uiteraard naar de Oostenrijkse autocoureur. En zo zijn er wel meer voorbeelden aan te halen van komisch taalgebruik. ‘Praot m’r teuge me kont, wânt me kop is ziek’ (gezegd wanneer iemand niet luistert) doet me denken aan de Franse uitroep ‘cause à mon cul, ma tête est malade’, dat reeds opgetekend werd in de 17de eeuw. Een ‘natte krant’ (vrouw die van alles wil weten om het te kunnen doorvertellen) vinden we hier in een betekenis die nog niet in Van Dale staat.
En vooruit, nog ééntje om het af te leren : ‘over honderd jaor hemme allemáól ‘n geitekop’ (dan is niemand meer in leven). Een waarheid als een koe ! Prachtboek. Ik wens de auteur veel succes.

B. J. Martens van Vliet : De vollekstaol van de stad Uterech. Spraakkunst en lijst met woorden, uitdrukkingen en zinsneden. 5de herziene en uitgebreide druk. Uitgeverij Spou. ISBN 9789054790945

08 december 2008

Uitlachtelevisie.

Programma’s als ‘Temptation island’, “The beauty and the nerd’, ‘FC Nerds’ , ‘Wie wordt de man van Wendy?’ ik laat die lijdensbeker liever aan mij voorbijgaan.
Er zijn mensen die er blijkbaar op kicken om op op de kwelbuis te komen. Maar misschien is het beter dat het zootje ongeregeld dat deze programma’s bevolkt tegen zichzelf beschermd wordt.

We kenden al reality-tv en emotietelevisie. We hebben al het fenomeen meegemaakt van ‘huftertelevisie’: teeveeprogramma’s waarin de makers er genoegen in scheppen om hun gasten tot de grond toe af te branden, hen perverse dingen te laten doen of mensen op extreme manieren lastigvallen. Grondlegger van de hufter-tv is wellicht Wim T. Schippers, bedenker en maker van programma’s als ‘De Fred Haché Show, De Barend Servet Show’ en ‘Waar Heb Dat Nou Voor Nodig?’, waarmee hij met behulp van bloot, schimpscheuten en baldadigheden half Nederland op de kast kreeg.
Een nieuwe variant is de ‘uitlachtelevisie’: sleep een paar flapdrollen voor een camera en laat hen dingen doen die ze in normale omstandigheden niet kunnen of willen doen. Laat bijvoorbeeld wat computernerds, die nog geen deuk in een pakje boter kunnen schoppen, vakkundig drillen door een wandelende karbonade. Lachen geblazen! Succes en kijkers gegarandeerd.
Het verschijnsel bestaat uiteraard al een tijdje maar de naam zelf viel pas in 2006. Het Nieuwsblad is bij mijn weten de eerste die het fenomeen een naam gaf (in de krant van 18 november). De makers van dergelijke programma’s verdedigen zich door te stellen dat het om sociale experimenten en eerlijke reality gaat. De critici roepen dat de makers geen greintje respect hebben voor de deelnemers en alleen maar uit zijn op ordianire uitlachtelevisie.

05 december 2008

Swaffelen.

Jaarlijks wordt door Van Dale, het genootschap Onze Taal en dagblad De Pers het woord van het jaar gekozen. Meer informatie hierover vindt u op www.woordvanhetjaar.nl
In 2007 werd ‘Bokitoproof’ uitgeroepen tot winnaar (zie mijn blog van 20 december vorig jaar).
Deze keer maakt ‘swaffelen’ heel veel kans. U hebt er nog nooit van gehoord? Geen paniek, tot voor kort ik ook niet. Het Nederlandse jongerenprogramma ‘Spuiten en slikken’ besteedde in de eerste helft van 2008 nogal wat aandacht aan het nieuwe fenomeen. Maar ‘swaffelen’ werd vooral bekend dankzij een filmpje op YouTube. Daarin was een Nederlandse student toerisme te zien die in India de Taj Mahal had 'geswaffeld'.
Zelf was hij daar erg fier op maar voor Indiërs was het pure heiligschennis. Swaffelen tegen een nationaal monument, dat doe je zomaar niet. De leerling werd stante pede van school gestuurd. Had de snoodaard maar niet moeten staan swaffelen voor de camera. Of wat had hij verwacht? Bank vooruit en een zoen van de juffrouw? De goede naam van de school was immers besmeurd.

Swaffelen, beste lezer, is geen nieuwe sporttak (alhoewel, je moet jongeren nooit op ideeën brengen) maar gewoon het mannelijk geslachtsdeel halfstijf ergens tegenaan laten zwaaien. Met je elfde vinger tegen een damesbil tikken valt ook onder de noemer ‘swaffelen’.
We hebben hier te maken met een oud woord in een nieuwe betekenis. Het grootste woordenboek ter wereld, het WNT, kent het, maar dan in de schrijfwijze ‘zwaffelen’. Het blijkt in Vlaanderen gebruikt te zijn in de betekenis van ‘heen en weer bewegen; zwaaien; zwiepen.’ Het werd al opgetekend in 1903 in het ‘Idioticon van het Antwerpsch Dialect’ van Cornelissen en Vervliet. Die betekenis is al lang verdwenen. Misschien dat ze gewestelijk nog voortleeft maar ik denk niet dat veel Vlamingen het woord nog kennen.
Mogelijk is er ook enige invloed van het Duits want hoe verklaar je anders de overgang van ‘z’ naar ‘s’? In het Duits is ‘schwaf’ een regionale variant van ‘schweif’ (staart, penis). Vergeten we ook niet het Duitse 'Schwanz' (piemel) en het werkwoord 'schwafeln' dat leuteren betekent. Zeker is dat swaffelen momenteel vooral onder jongeren leeft. Hopelijk wordt het geen hype (swaffelkampioen van het jaar of zo).

30 november 2008

Huisneger.

Ayman al-Zawahiri, grootinquisiteur en deskundoloog van Al Qaida, noemde de Amerikaanse president in spe, Barack Obama, onlangs een ‘huisneger’.
Wellicht was het baardmans zijn manier om Obama het graf in te prijzen. ‘House negro’ kan in de VS beschouwd worden als een zwaar beledigende term voor een zwarte huisbediende die steeds onderdanig is voor zijn blanke meesters. Ook de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell en diens opvolger, Condoleezza Rice, zijn volgens Al-Zawahiri ‘huisnegers’.
Veel kans dat ‘huisneger’ de nieuwe editie van Van Dale haalt, al zal daar wel een waarschuwend label bij moeten. De samenstellers van dit woordenboek hebben immers vervelende ervaringen met de opname van dit soort termen.
Het woord ‘neger’ ligt ook in ons taalgebied erg gevoelig. De term slaat op iemand met een donkere huid, bruine ogen en zwart kroeshaar; een lid van het zwarte ras (oorspronkelijk uit Afrika). Aanvankelijk was dit woord erg normaal maar de laatste jaren wordt het meer en meer als racistisch beschouwd. Vooral in de Verenigde Staten is het politiek incorrect om iemand een ‘negro’ te noemen.
De 'Stichting Eer en Herstel Betalingen Slachtoffers van Slavernij in Suriname' eiste in Nederland zelfs dat Van Dale het woord ‘neger’ schrapte in zijn woordenboek. Dat gebeurde niet. Wel werd er in de veertiende uitgave het label ‘beledigend’ toegevoegd. Nog pejoratiever is nikker. In de hiphop scene heeft ‘nigger’ evenwel een comeback gemaakt. Daar is het als het ware een geuzennaam geworden.
De fabrikant van de ‘negerzoen’ (een zoetigheid die in 1920 werd bedacht door banketfabrikant B. Buys uit het Brabantse Oudenbosch.), overwoog begin 2006 onderzoek te laten doen naar de naamsgevoeligheid.
Het onderzoek zou volgen op een brief van de stichting eer- en herstelbetalingen slachtoffers slavernijverleden Suriname. ‘Negerzoen’ zou volgens deze stichting discriminerend zijn. Een alternatieve naam bedenken lijkt niet zo evident omdat het product onder deze naam al lang ingeburgerd is. In Frankrijk staat er inmiddels ‘bisous de mousse’ op de verpakking, maar op de kassabon lees je ‘têtes de nègre’.

‘Zwarte’ is een traditioneel eufemisme voor neger. Dit laatste woord is tot de taboesfeer gaan behoren. Het leek immers teveel op het Amerikaanse ‘nigger’, dat als scheldwoord beschouwd werd (vooral in het zuiden). Alhoewel, de laatste jaren wordt ook het woord ‘zwarte’ niet meer als politiek correct beschouwd. In de Verenigde Staten bestrijkt ‘black’ een heel spectrum aan (huids)kleuren, waardoor de term erg verwarrend overkwam.
Ook het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord ‘zwart’ (van mensen met een zwarte huidskleur) ligt tegenwoordig gevoelig. Begin jaren negentig van vorige eeuw bedachten politiek-correcte Nederlanders dat de naam Zwarte Piet niet langer door de beugel kon. Het moest en zou een Bonte Piet worden. Achteraf is dat geen geslaagd alternatief gebleken want ‘Bonte Piet’ is nl. één van de benamingen van de scholekster. Verder slaat bont op een veelheid van kleuren. Pieten zijn echter niet gespikkeld. Daarom moest de Bonte Piet al gauw terug naar af.
In Den Haag mochten ‘zwarte scholen’ (voor kinderen met een zwarte huids­kleur of allochtonen) geen ‘zwarte scholen’ heten want ze hebben allemaal Nederlandse leerlingen. Discussies over de problemen van allochtone kinderen verzanden daardoor al snel in verwijten over discriminatie. Merkwaardig genoeg verkiezen sommigen de (ook meerdere ladingen dekkende) term ‘gepigmenteerd’ of houden het bij het stilaan ingeburgerd geraakte ‘Afro-Amerikaan’. Erg politiek correct is ook: ‘zwarte (mede)mens’.

26 november 2008

Zeilensnijders.

De transportsector kent nu ook zgn. ‘zeilensnijders’.
Dit zijn dieven die eerst een klein gat in het dekzeil van een vrachtwagen snijden om de lading te kunnen bekijken. Indien deze de moeite is, wordt ze overgeladen in een eigen wagen.
Naar schatting wordt jaarlijks 280 miljoen euro schade geleden door dit soort dieven. Om dergelijke misdaden tegen te gaan wil de Nederlandse politie een aantal geprepareerde vrachtwagens inzetten als lokwagens.

23 november 2008

Heidi-meisje.

Ik beken: ik heb nooit met Barbie’s gespeeld. Het weeskindje Heidi, dat werd grootgebracht door haar grootmoeder, heeft nooit deel uitgemaakt van mijn leefwereld. Maar toen ik in de krant de term ‘Heidimeisje’ las, wist ik meteen wat er mee bedoeld wordt.
Uiteraard slaat het woord op een onschuldig ogend meisje met vlechtjes, in een traditioneel Zwitsers kleedje. Naar het stereotiepe beeld van het gelijknamige meisje uit het populaire boek van Johanna Spyri (1827-1901). In 2006 schreef het Algemeen Dagblad:
“In de rij bij de ingang van Ahoy' staan vooral blanke begin-twintigers. Skibrillen op, sjalen om. Denk alleen nog de sneeuw en de bergen erbij en je waant je in een populair wintersportoord. Laat dat nou net de bedoeling zijn van de zogeheten après-skiparty die in Ahoy' wordt gehouden. Eenmaal binnen wordt dat wintersportsfeertje alleen maar sterker. Heidi-meisjes, broodjes beenham, dat werk.”
Waar ik me nog meer bij kan voorstellen is het ‘Heidipakje’: een seksueel prikkelend kostuum waarin de draagster eruit ziet als een onschuldig meisje.

16 november 2008

Hoe Bob de Bouwer de verkiezingen won.

We blijven nog even bij Obama. De afgelopen week ontspon zich op internet een discussie over de slogan ‘Yes, we can!’ Kun je die in andere talen vertalen? En hoe zit het dan in het Nederlands?
In wezen is ‘yes, we can!’ (let op het uitroepteken) de radicale ontkenning van iets dat iemand anders beweert. ‘Dat kunnen we wel’ of ‘we kunnen het wel’ zouden dan goede vertalingen zijn.
Er was de vraag of het Spaanse ‘Si se puede’ (Jawel dat kan) de slogan recht doet en daarover zijn de meningen verschillend. Een goede vertaling is meer dan alleen betekenis of woordverklaring. Veel dieper gaan we hier echter niet op in.
Interessanter vind ik de vraag of deze slogan nu echt zo nieuw is. De toekomstige president heeft ongetwijfeld knappe speechschrijvers in dienst. Ieder woord, iedere zin werd in de voorbije campagne afgemeten op gewenste en ongewenste effecten.
Maar misschien klonk de succesvolle slogan Amerikaanse kinderen helemaal niet onbekend in de oren. De grote kindervriend, Bob the Builder (bij ons Bob de Bouwer) roept al jaren tegen zijn kameraadjes ‘Can we fix it?’ Hierop wordt dan in koor geantwoord ‘Yes, we can!’
De kinderreeks ‘Bob de Bouwer’ ontsproot aan het brein van de Brit Keith Chapman, dezelfde Brit die destijds de Muppetkarakters bedacht. De serie verscheen in 1999 voor het eerst op de BBC en werd vrij snel populair in andere werelddelen. Wanneer Bob de Bouwer bij ons roept ‘Kunnen we het maken?’ dan luidt het antwoord ‘Nou en of!’
Wellicht is dit dan ook de perfecte vertaling van de slagzin. Omdat Obama twee jonge dochters heeft, is het niet denkbeeldig dat hij Bob ooit op teevee gezien heeft. Misschien moet Chapman maar eens zijn royalty’s gaan opeisen?

09 november 2008

Yes, we can!

‘Change’ en ‘Yes, we can’, dat waren de sleutelwoorden uit de succesvolle campagne van Barack Obama. Beloften die hij nu ook nog moet waarmaken.
Maar, beloften daar draait het nu éénmaal om in kiescampagnes. Met azijn kun je geen vliegen vangen. De huidige financiële crisis zorgde ervoor dat oorlogsheld McCain bijna niet aan bod kwam. Voor hetzelfde geld had Obama als thema ‘It’s the economy, Stupid!’ kunnen kiezen, maar die slogan werd al eerder gebruikt (in 1992) door Bill Clinton.
Na 1992 werd deze formule erg populair in de pers. Er doken allerlei varianten op zoals ‘It’s the Deficit, Stupid!’ Het woord ‘stupid’ (domkop) wordt in dit geval met een hoofdletter geschreven, als directe aanspreekvorm. In de VS gebruikten adverteerders veel vroeger (in de jaren zeventig) de zgn. KISS-formule, een acroniem van ‘keep it simple, Stupid!’ Of Obama’s slagzinnen even succesvol zullen zijn als die van Clinton moeten we nog afwachten. Vader Bush had in 1988 ook een mooie: ‘Read my lips, no new taxes’. Met deze uitspraak bezwoer George Bush zijn kiezers om tijdens zijn ambtstermijn geen verhoging van de (inkomsten)belastingen door te voeren. Ook deze uitdrukking werd snel opgepikt door anderen. Maar had papa Bush de slogan zelf bedacht? Natuurlijk niet. Ze werd in 1978 gebruikt als titel van een album van rockzanger Tim Curry, weliswaar in verkorte vorm: ‘Read my lips.’

Hoe zit het echter met politieke slogans in ons taalgebied? Van Leo Tindemans (Belgisch premier in twee regeringen) herinner ik mij vaag de slagzin ‘Met deze man wordt alles anders.’ Hoezo, anders?
De titel van een brochure uit 1989 van het Vlaams Belang (toen nog Vlaams Blok) was ‘Eigen volk eerst.’ Hierin verordonneerde Philip Dewinter dat de Vlaamse nationaliteit niet kan worden toegekend aan Vlamingen die schuldig worden bevonden aan `het ondermijnen in woord en geschrift of anderszins van de westerse cultuur, politieke, godsdienstige en filosofische tradities en geplogenheden'. Dewinter verklaarde achteraf ook dat het Verdrag van de Rechten van de Mens ondergeschikt is aan het principe van eigen volk eerst. Brochure en verklaringen lokten veel scherpe reacties uit. Al snel deden allerlei parafrases en toespelingen op deze slogan de ronde, de één al grappiger en bitsiger dan de andere.
Nee dan vinden we die van Jan-Peter Balkenende mooier: ‘Na het zuur komt het zoet.’ Daarmee wou de premier aangeven dat na een periode van bezuiniging een zorgeloze, welvarende periode kan volgen. Of hoe politici blijven geloven in sprookjes. Kent iemand nog andere politieke slogans uit het Nederlandse taalgebied?

02 november 2008

Kladderadatsch.

In de berichtgeving over de kredietcrisis viel meermaals het woord ‘Kladderadatsch’, dat net als Krach (zie mijn blog van 12 oktober) afkomstig is uit het Duits. Overigens kwam dit woord gedurende de laatste twee jaar maar liefst 73 keer voor in de digitale persdatabanken. Ik citeer een recent voorbeeld uit de Volkskrant van 20 september jl.: “Maar om een financiële kladderadatsch te voorkomen heeft de regering-Bush nu juist besloten tot een staatsinterventie die haar weerga niet kent.”

Kladderadatsch betekent –U raadt het al- totale inéénstorting, crash, tenminste in deze context. Vaak wordt het voorafgegaan door het bijvoeglijk naamwoord ‘grote’.
In ons taalgebied werd het woord al opgetekend in 1931. Het werd echter vooral populair in de jaren zestig (het hippietijdperk), toen drop-outs (in Nederland: provo’s) zich meer en meer begonnen af te zetten tegen de kapitalistische maatschappij die volgens hen op instorten stond. Tijdens de tweede wereldoorlog werd het wel eens gebruikt om de oorlog mee aan te duiden. Zo schreef Piet Bakker in zijn volksroman ‘Zo was het’ (uit 1962): ‘Stel eens, dat ik toevallig op Java zou zijn, en dat de grote kladdera­datsch begint ...’

In het Duits heeft het woord echter meerdere betekenissen, gaande van ‘chaos, debacle’ tot ‘schandaal’, ‘militaire nederlaag’ en ‘zootje’.
Het was de Duitse socialistenvoorman August Bebel (1840-1913) die de uitdrukking bij onze oosterburen populair maakte aan het eind van de negentiende eeuw. De stijgende werkloosheid, de verdere industrialisering en de grotere stakingsbereidheid waren voor hem tekens van de dreigende ineenstorting van de burgermaatschappij: de grote Kladderadatsch. Die crisis zou volgens hem de weg vrij maken voor het socialistische tijdperk. Het woord bestond echter al voordat Bebel van zich liet spreken, vooral als tussenwerpsel, in de zin van ‘bons, plof, smak’. Sinds ca. 1848 was Kladderadatsch ook de titel van een Berlijns weekblad. Meer dan waarschijnlijk is het ook een Berlijns woord. Wat men in Berlijn ‘Kladderadatsch’ noemde, werd in Wenen ‘Pallabatsch’ genoemd.

26 oktober 2008

Gouden parachutes.

Deze week kondigde premier Leterme aan dat het systeem van de ‘gouden parachutes’ zou worden gereglementeerd om ontsporingen te vermijden. Gilbert Mittler, de gewezen financiële topman van bank-verzekeraar Fortis, had een ontslagpremie van 4 miljoen euro gekregen en dat zorgde voor heel wat heisa. Het was uiteraard de spreekwoordelijke druppel.
In de toekomst zouden ontslagvergoedingen voor topmanagers beperkt worden tot achttien maanden loon (al zijn onze politici het over de juiste termijn nog lang niet eens).

‘Gouden handdrukken’ dateren al uit de jaren zestig van vorige eeuw. In de Leeuwarder Courant van 1964 stond: De werknemers van Proctor en Gamble die in 1963 met pensioen gingen kregen ieder bijvoorbeeld een “gouden handdruk” van 65.000 dollar.’

Zo’n gouden handdruk bestond uit een geldsom die een werkgever bij pensionering of ontslag uitkeerde aan een (vaak hoge) functionaris. De ‘handdruk’ representeerde het afscheid terwijl het bijvoeglijk naamwoord ‘gouden’ stond voor voordelig of winstgevend.

Het ging uiteraard om een ontlening aan het Amerikaans-Engels. In die taal had men het de afgelopen jaren niet alleen over ‘golden handshakes’ maar ook (sinds 1976) over ‘golden handcuffs’ (voordelen die zo groot zijn dat het voor een hogere functionaris moeilijk wordt om over te stappen naar een ander bedrijf) en (sinds 1983) over een ‘golden hello’ (een bonus die beschouwd wordt als een stimulans voor zo’n manager om toe te treden tot een bedrijf).

De ‘golden parachute’ deed rond 1988 zijn intrede in het Engelse taalgebied (bij ons begin jaren negentig). Het gaat om een contract waarin een bedrijf zijn ontslagen werknemer een ononderbroken uitbetaling van het salaris garandeert, zelfs indien het bedrijf overgenomen wordt door een ander bedrijf; een soort van gouden handdruk dus. Eigenlijk komt het neer op een soort ‘valscherm’ dat topmanagers zichzelf bieden. Van Dale noemt het een ‘contractueel vastgelegde afkoopsom’ of ‘uittredingsbonus’.

19 oktober 2008

Trofeevrouwen en prijswijven.

Eerst had je de vrouwen die steeds geëmancipeerder werden en in hun dure mantelpakjes het ‘glazen plafond’ probeerden te doorbreken. Zulke (oudere) vrouwen hebben blijkbaar vaak nood aan een knuffeltje of speeltje, een jongere man die ze zien als een seksobject.
Een ‘boy toy’ of ‘toyboy’ noemen ze zo iemand in Amerika.
Dit rijmwoord werd in 1985 populair gemaakt door popster Madonna doordat het prominent in beeld kwam op haar broekriem en afgebeeld werd op de cover van haar plaat `Like a Virgin'.
In het begin van de jaren tachtig werd het woord ook al veelvuldig gebruikt door graffiti-kunstenaars in de Lower East Side van New York.

En nu is er dus het fenomeen van de wat oudere, welstellende man (een goudvink zeg maar) die dikwijls in de spotlights treedt met een jongere, knappe en vaak tweede (of derde) echtgenote. Zo’n huppelkutje wordt door het oudere heerschap gezien als een statussymbool, iets waarmee hij kan pronken.
Er bestaat uiteraard al een term voor. De Amerikanen spreken van een ‘trophy wife’, door Van Dale treffend vertaald als ‘pronkstuk’ en ‘prijswijf’.
De term ‘trophy wife’ dook al in 1998 op in de Amerikaanse film The Big Lebowski.
Lekker van bil gaan met een celebrity, alleen vanwege haar (of zijn) beroemdheid, noemt men in het land van Uncle Sam een ‘trophy fuck’.
‘Trophy wife’ is niet echt een nieuw woord. Het werd om precies te zijn op 28 augustus 1989 gelanceerd door Julie Connely, een redactrice bij het Amerikaanse blad Fortune. Een bekende trofeevrouw is de Amerikaanse playmate Anna Nicole Smith, die huwde met oliemagnaat J. Howard Marshall. Hij was 89 jaar oud en zij was 26. Een knekelhuis en een jonge troel. Hoe ging dat spreekwoord weer over dat groen blaadje? Nog een mooi voorbeeld van een trofeevrouw is Cindy McCain.
De Nederlandse vertaling duikt nu ook bij ons geregeld op in de pers en dit sedert 2001. In dat jaar lazen we in het Financieele Dagblad: "Wanneer een man op een goede dag wakker wordt in de zalige wetenschap dat hij meer verdient dan hij uit kan geven, treedt gewoonlijk een bepaalde reflex in werking: hij begint geld te spenderen aan trofeeen, een biologisch proces dat in een bepaalde volgorde verloopt. Eerst peperdure kleren, dan een of meer adembenemende auto's. Vervolgens verwerft hij een trofeevrouw, die hij behangt met jaloersmakende juwelen. Zij helpt hem bij de aanschaf van een megahuis en een zeekasteel."

14 oktober 2008

U-bocht.

Van het Belgisch front geen nieuws. Of toch?
16 maanden na de verkiezingen zijn Vlamingen en Walen het nog steeds niet eens over de te bereiken staatshervorming. Maar geen paniek op de Titanic. Vlaams minister-president Kris Peeters deed vorige maand een subliem voorstel: Vlaanderen, Wallonië en Brussel onderling laten overleggen. Het voorstel werd door iedereen (de Franstaligen incluis) op trompetgeschal onthaald, totdat Peeters geconfronteerd werd met het zootje ongeregeld dat de Franstaligen zouden afvaardigen, een B-ploeg volgens hem.
"Naar een praatcafé ga ik niet” zei Vlaanderens hoop in bange dagen.
Luc van der Kelen, commentator bij het Laatste Nieuws, repliceerde toen dat ook de Vlaamse regering een B-ploeg is. Peeters maakte volgens hem een U-bocht en dat had veel te maken met het het kartel tussen CD&V en N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie), een openlijk separatistische partij en brullende muis (23 % van de Vlaamse stemmen) die nu vanuit de oppositie moord en brand schreeuwt.

Met een U-bocht (een vertaling van het Engelse U-turn) bedoelen we het plotseling omhelzen van een diametraal tegengestelde houding of opinie, bijvoorbeeld door een minister of een regering; een politieke ommezwaai. Op de weg is een U-bocht een bocht van 180 graden.
In Groot-Brittannië werd het woord in de politieke betekenis erg populair in de jaren tachtig van vorige eeuw, toen Margaret Thatcher’s favoriete toesprakenschrijver de slogan leverde die de onverzettelijkheid van de ijzeren dame op perfecte wijze uitdrukte: The Lady's not for turning. Het betrof een woordspeling op de titel van een toneelstuk uit de late jaren veertig van Christopher Fry, The Lady's not for burning.
De media hadden in die periode gesuggereerd dat mevrouw Thatcher haar economisch beleid, het Thatcherisme, beter kon matigen. Hierop repliceerde zij met de woorden: `To those waiting with baited breath for that favourite media catchphrase, the U-turn, I have only one thing to say: "You turn if you want to. The Lady is not for turning."'

Een U-turn of U-bocht wordt beschouwd als een pejoratieve term, implicerend dat een verandering van mening of houding altijd een kenmerk is van zwakte en besluiteloosheid.

12 oktober 2008

Beurskrach.

Nu de zeven magere jaren zijn aangebroken en economen de mond vol hebben over een ‘meltdown’ (inéénstorting) is het even tijd om stil te staan bij het woord ‘krach’.

In 1929 waren heel wat mensen bang dat de banken failliet zouden gaan. Iedereen haalde zijn spaargeld van de bank. Dat was het begin van de grote crisis of depressie van de jaren dertig.

Bij de beurskrach van Wall Street op 19 oktober 1987 (de Dow Jones trok toen met 23 % naar beneden) sprak men van ‘black Monday’ of ‘zwarte maandag’. Deze krach signaleerde het einde van de effectenhandelboom die volgde na de deregulering (het afschaffen van ingewikkelde regels) en de zgn. Big Bang. Dit Engelse woord sloeg op de deregulering van de effectenbeurs van Londen op 27 oktober 1986, eigenlijk de (mislukte) automatisering van de financiële handel.
De verreikende veranderingen hadden o.a. tot gevolg dat de vloerhandel werd verplaatst naar beeldschermen op kantoren. Buitenlandse instituten konden voor het eerst volwaardige leden van de effectenbeurs zijn.
De Big Bang was ook het moment waarop Londen alle vaste tarieven liet varen, daarmee het startschot gevend voor een krachtmeting tussen Londense beurslui onderling en tussen Londen en andere Europese beursen. De mislukking van de hervormingen was grotendeels toe te schrijven aan de slordige wijze waarop de voorschriften werden vastgesteld.
Het Duitse woord ‘Krach’ (bankroet) is afgeleid van het werkwoord ‘krachen’ (springen). Het slaat op de instorting der koersen, op een zware beurscrisis. Momenteel noteren de beurzen van Londen en Tokio de zwaarste koersval sinds de crash van 1987.
In België wordt het ondertussen bang wachten op de nieuwe film van Stijn Coninckx: 'Fortis. The Movie.'

05 oktober 2008

Taxidansen.

‘Danseres,' zei ik, `jij bent een danseres...'
`Dansen met mannen,' zei ze. `Bij wijze van gezelschap.'
`Ik wist niet dat dat bestond.'
`Het bestaat. Taxidansen heet het.'
Bovenstaande dialoog staat in ‘Het grote verlangen’ (uit 1992) van Marcel Möring.

Taxidansen is een informele benaming voor `tegen betaling met een partner gaan dansen in een discotheek'.
Deze oorspronkelijk Amerikaanse term is afgeleid van het begrip taxi-dance hall, een soort commerciële dancing in grote steden, ontstaan na de Eerste Wereldoorlog. De Amerikaanse auteur Paul G. Cressey schreef in 1932 met The Taxi-Dance Hall een studie over de stedelijke dancings. In dergelijke gelegenheden werden enkel mannen toegelaten die een reeks danstickets konden kopen, waardoor ze het recht hadden met een beschikbare partner te dansen.

01 oktober 2008

Chip tuning.


Voor wie houdt van snelle, sportieve wagens is ‘chip tuning’ het neusje van de zalm.
Het komt een beetje in de buurt van wat het befaamde MTV-programma ‘Pimp my ride’ons voorschotelde.
Daarin werden oude roestbakken opgetuigd tot glimmende racemonsters. Chip tuning slaat op het opfokken van wagens. Dat kan door het aanpassen van de chip waarmee alle functies van de wagenonderdelen worden aangestuurd, het vermogen (van de wagen) omhoog te brengen. Op die manier kan van een 1600 cc vrij eenvoudig een 1800 cc gemaakt worden. De praktijk bestond al eerder maar werd pas in 2001 erg populair. Een zoektocht op internet levert honderden sites met aanbiedingen op.

24 september 2008

Snuffmovies.


Snuffmovies zijn gewelddadige pornofilms waarin deelnemers, vaak kinderen of vrouwen, voor de camera gemarteld en vermoord worden. Dergelijke rolprenten zouden voor grof geld van de hand gaan in de clandestiene circuits.
In Amerika komt de term al voor sinds ca. 1971. Het Engelse voorvoegsel ‘snuff’ komt van het werkwoord ‘to snuff out’, een informele term voor doden, koudmaken.

Tot op heden werd nog steeds niet bewezen dat zulke films werkelijk zijn opgenomen: ze bestaan vooral bij gratie van het geruchtencircuit. Niettemin werd Nederland in het voorjaar van 1997 opgeschrikt door de onthulling dat Britse pedofielen begin jaren negentig van vorige eeuw films hadden gedraaid van jongetjes die voor de camera werden verkracht, gemarteld en vervolgens gedood.
Een documentaire op RTL 5 wist o.a. bekend te maken dat dergelijke films in Nederland geproduceerd werden, vanwege het tolerante klimaat aldaar. Toch werden er nooit lijken of zelfs maar videobanden gevonden. De thematiek van de snuffmovies werd voor het eerst behandeld door regisseur Jack Webb in zijn film Dragnet uit 1969. In de literatuur komt het onderwerp o.a. aan bod in de roman Frisk van Dennis Cooper.

21 september 2008

Serendipiteit.

“Bij mijn eerste ontdekking was ik bij toeval op het kunstgebit van George Washington gestuit, maar bij de tweede had ik er een neus voor gehad. Deze keer moest het wel serendipiteit zijn geweest. Het is een woord dat je hooguit een of twee keer in je leven gebruikt, maar wie het eenmaal heeft gepraktizeerd, vergeet het nooit meer.” Bovenstaand zinnetje stond in 1990 in NRC Handelsblad.

Serendipiteit, in het Engels ‘serendipity’, is het talent om toevallige ontdekkingen te doen. Het woord werd in 1754 bedacht door de Engelse auteur Horace Walpole, naar de titel van een Perzisch sprookje, De drie prinsen van Serendip. De hoofdfiguren deden steeds toevallige ontdekkingen.
Rond 1930 introduceerde een hoogleraar fysiologie aan de Harvard Universiteit het woord in de wetenschap.
In Nederland werd serendipiteit vooral onder de aandacht gebracht door de Groningse wetenschapper Pek van Andel.

14 september 2008

Mietje.

Een dom misverstand over een Friese groet had begin augustus dramatische gevolgen voor een jonge Nederlander. Het gebeurde in Leeuwarden toen een achtentwintigjarige een jongere voorbijganger begroette met het Friese woord ‘middei’ (goedemiddag).
De jonge stadsgenoot, een blowende en snuivende hangjongere zoals achteraf bleek, verstond iets anders. Het Friese ‘middei’ (uitgesproken als ‘midje’) werd begrepen als mietje. Er volgde een steekpartij. Als gevolg hiervan werd de achtentwintigjarige opgenomen in het ziekenhuis met een zware dwarslaesie. Na twee weken leven als een kasplantje werd besloten de behandeling stop te zetten. Het zoveelste geval van zinloos geweld en dat allemaal omwille van een vermeende belediging.

Mietje is in onze taal al lang een scheldwoord voor een homoseksueel of een verwijfd persoon; soms ook voor een man met een te zacht karakter. In een Bargoens woordenboek uit het begin van de twintigste eeuw heet het: iemand, die een hekel heeft aan vrouwen. Tegenwoordig is het woord vooral populair in kringen van voetbalsupporters. Nederlandse voetballers komen nooit openlijk uit voor hun homoseksuele geaardheid. Het ergste waar je een supporter of speler voor uit kunt maken, is mietje.

De term is ouder dan we geneigd zijn te denken. Het grootste Nederlandse woordenboek, het WNT, geeft al een citaat uit 1882.
Volgens het spreekwoordenboek van Stoett is ‘mietje’ voor mannelijke homoseksuelen een eufemistische verkorting van ‘sodemieter’, maar mogelijk wel beïnvloed door de meisjesnaam Mietje of verband houdend met ‘catamiet’, een bijbels woord voor ‘schandjongen’.
Een bekende uitdrukking is ‘laten we elkaar geen mietje noemen’ (reeds terug te vinden in oude spreekwoordenboeken zoals Harrebomée, Stoett en Huizinga). Ze werd o.a. opgetekend in het werk van de Rotterdamse volksschrijver Willem van Iependaal (Polletje Piekhaar, 1935). Een ‘mietjesma’ is homotaal voor een vrouw die veel optrekt met homo’s. Zo iemand wordt in Nederland ook wel een ‘nichtenmoeder’ genoemd. ‘Mieterig’ betekent ‘verwijfd’.

09 september 2008

Ha, ha! lachte de graaf in het Spaans

“Ha!!!! Ha!!!! lachte de Graaf in ‘t Spaansch. Zoo zal nu heel Rotterdam lachen om de reuzen-koopjes, die ze nu kunnen koopen bij Aron Van Zanten’s Kristalhuis.
Deze zin maakte in 1927 deel uit van een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
En een zekere A. Roekoe publiceerde in 1954 een boek met de titel ‘Ha, ha,lachte de graaf. Humoristische Vaderlandse Geschiedenis.’
De absurde uitroep ‘ha, ha, lachte de graaf’ maakt deel uit van de thuistaal van heel wat Nederlandse gezinnen. Vaak wordt deze uitdrukking aangevuld met allerlei nonsensicale zinnen. Ik geef maar een paar voorbeelden (er zijn heel wat varianten): ‘toen hij zag dat zijn zoontje rood haar had’, ‘ en legde zijn door de zon gebruinde gebit op tafel’, ‘terwijl hij de gravin vermoordde’, ‘en hij at vijgen, maar zij waren van zijn paard.’ Het is een soort zijspreuk volgens het stramien “.... zei de boer, en hij .....”
De Nederlandse auteur Godfried Bomans schreef ooit dat dit soort humor alleen in schaakkringen voorkomt (wat dus niet juist is). Een speler kan zijn tegenstander begroeten met een verrast ‘aha!’, waarop de ander dan antwoord: ‘lachte de graaf in het Spaans.’ Zeker is het niet, maar mogelijk is er een verband met de zinsnede ‘On l’a vraiment écrit: Ah! ah! dit Don Manuel en portugais’ uit ‘Le Collier de la Reine’ (het halsnoer van de koningin. 1849) van Alexandre Dumas.
De vraag blijft natuurlijk wie (in het Nederlands) van de Portugese don een graaf maakte. En wanneer precies deed de Nederlandse variant zijn intrede in onze taal?

04 september 2008

Cohousing.

In vroeger eeuwen leefden we in stamverband. Komt die tijd nog ooit terug? Een nieuwe trend is cohousing. Het is een vorm van gemeenschappelijk wonen.
Vorige maand startte in België een proefproject in Tubize. Daar werd een vierkantswoning omgebouwd tot een samenwoonst voor 21 gezinnen. Jong of oud, Vlaming of Waal, iedereen is even welkom. En nee, het gaat hier niet om een commune.
Cohousing (het woord staat nog in geen enkel woordenboek) ontstond vijftien jaar geleden in Denemarken. Ondertussen werden er ook elders dergelijke projecten gestart: in Nederland, Engeland, Oostenrijk, Amerika. Cohousing houdt in dat ieder de nodige privacy heeft (een eigen badkamer, keuken, living, slaapkamer) maar daarnaast ook kan gebruik maken van gemeenschappelijke ruimtes (hobbykamer, speelkamer voor de kinderen, eetzaal enz.).
Het zijn niet noodzakelijk ‘geitenwollensokkers’ die zich aangetrokken voelen tot cohousing. Eén van de voordelen van dergelijk project is dat je als ouder minder moet zoeken naar kinderopvang. Er is altijd wel iemand thuis. Wie minder handig is, kan beroep doen op een ‘klusjesman’ in de groep. Er kan altijd wel iets geregeld worden. Ieder lid van de groep heeft wel een bepaald talent. Oude mensen kunnen zo ook in de buurt van hun kinderen wonen. Als ze ziek zijn of de boodschappen niet meer kunnen doen, zal het voor de kinderen makkelijker worden om in te springen. Wie in het project stapt moet niet noodzakelijk een gezelligheidsdier zijn. Eerlijkheid, vertrouwen, samenwerking, tolerantie, engagement zijn waarden die in de woongemeenschap erg hoog liggen. Het grootste voordeel van cohousing is misschien wel dat het een goedkope woonoplossing is, zeker met de stijgende prijzen van woningen in ons land.

31 augustus 2008

Dogging.

Een tijdje geleden moest ik weer eens vaststellen dat Groot-Brittanië toch een heel ander land is. Niet alleen rijden ze er links en verwerpen ze nog steeds de euro, ze houden er ook eigenaardige seksuele gewoontes op na. Ik keek naar de vermakelijke Britse politieserie “55 degrees north”. Daarin was sprake van het fenomeen ‘dogging’. Je zou denken ‘de hond uitlaten’ maar zo onschuldig is het niet, al heeft het er wel mee te maken.

Ruw vertaald komt het neer op seks in het openbaar (een park, bioscoop of parking). Toeschouwers worden opgeroepen via internet of sms. Mannelijke deelnemers worden ‘doggers’ genoemd, vrouwelijke ‘dogettes’.
De seks kan gaan tussen twee mensen in een auto maar evengoed kan het uitlopen op een orgie rond de picknicktafel. Groepsseks en gangbangs behoren tot de mogelijkheden.
Er is echter altijd sprake van twee partijen: deelnemers en toeschouwers. Omdat kijken aangemoedigd wordt, is er steeds een combinatie van exhibitionisme en voyeurisme.
De term ‘dogging’ werd bedacht door de Britse politie omdat veel deelnemers met het smoesje kwamen dat ‘ze even de hond uitlieten’. Vooral de gemeenteparken in noord-Kent en zuidoost-Londen zouden populaire locaties zijn. Die worden in de avonduren nauwelijks gecontroleerd. Veel gemeenten hebben ook geen geld voor de fulltime aanstelling van een parkwachter.

De praktijk is al vrij oud en komt volgens de Oxford English Dictionary al voor in 1986. Anno 2007 is ‘dogging’ nog steeds populair. Er bestaan talrijke sites (o.a. www.melanies-uk ) waar je allerlei tips en locaties kunt vinden. Er bestaat zelfs een tien gebodenlijst voor mensen die van ‘dogging’ houden. Eerste gebod: draag steeds een rubbertje. Dit gebod moet niet al te lichtzinnig worden genomen. De gezondheidsdienst van Kent bijvoorbeeld wou het publiek een paar jaar geleden via websites wijzen op het gevaar van onbeschermde seks. Het verband tussen de nieuwe trend en de toename van ziektes als chlamydia, syfilis, hepatitis en gonorroe zou nl. treffend zijn. De voorbije jaren zouden er in Medway heel wat meer hepatitisbesmettingen geconstateerd zijn. Meerdere patienten gaven toe dat zij de ziekte wellicht hadden opgelopen tijdens het ‘doggen’. Door de hoge media-aandacht werd het voor koppels moeilijker om af te spreken op een herkende ‘dogging’-plaats. Sinds de politie zich meer en meer met de zaak bemoeit, verleggen heel wat ‘swingers’ (mensen die aan partnerruil doen) hun activiteiten naar andere oorden.
Britse politici hebben niet direct de neiging om seks in openlucht te criminaliseren maar ze vinden wel dat het publiek moet beschermd worden tegen dit soort activiteiten. Dogging zou nl. op het randje van de legaliteit balanceren. Daarom zou er aan een wet worden gewerkt (ik weet niet of die er inmiddels is) die deze daden wil verbieden op plaatsen waar gewone burgers komen.
Even dacht ik dat we weer te maken hebben met excentrieke Britten maar nee, het fenomeen ‘dogging’ werd ook al elders gesignaleerd, m.n. in de V.S., Canada, Australië, Noorwegen, Spanje en Polen of all places. Nederland zou volgens Wikipedia ook deel uitmaken van het lijstje. België (nog) niet. Zucht! Mocht het fenomeen ook in het Nederlandse taalgebied populair worden, dan zoeken we nog naar een aardig Nederlands equivalent. Wat dacht u van ‘wildvrijen’ of ‘wildwippen’? Goeie tips zijn uiteraard welkom.

24 augustus 2008

De bal is rond.

Een Nederlandse voetbaltrainer gaf dit ooit als antwoord toen hem werd gevraagd naar de kansen van zijn elftal. Het betekent zoiets als: er kan nog van alles gebeuren; men kan moeilijk vooraf voorspellen hoe dit zal aflopen.
Oorspronkelijk was het een voetbalkreet, volgens sommigen naar het gelijknamige boek van D. Ariese uit 1968.
Ze werd echter al in 1954 optekend in het Duitse taalgebied uit de mond van voetbaltrainer Sepp Herberger. Die liet zich de kreet ontvallen tijdens de Wereldbeker Voetbal (die toen door Duitsland gewonnen werd). Later liep een populaire radioshow onder de naam ‘Der Ball ist rund’.
Een bal kan alle kanten oprollen, is zowel labiel als stabiel en vertoont geen enkele voorkeur voor bewegingsrichting of positie. Een speler kan de bal dus nooit voor de volledige honderd procent beheersen. De uitslag van een voetbalwedstrijd kan daarom nooit vooraf bekend zijn.
De uitdrukking wordt in deze zin ook buiten de voetbalwereld gebruikt.

20 augustus 2008

Baas in eigen broek.

Op 14 maart 1970 trokken strijdbare dames, tijdens een vergadering van vrouwenartsen in Utrecht, hun bloesjes en truitjes omhoog om aan een verbaasd publiek de slogan ‘baas in eigen buik’ op het ontblote bovenlijf te laten lezen.
Het was een speelse variant op de zegswijze ‘baas in eigen huis’. Deze meiden noemden zich Dolle Mina's, als postuum eerbetoon aan Wilhelmina Drucker (1847 - 1925), de oprichtster in 1889 van de Vrije Vrouwen Vereniging. Velen, ook feministen, klonk deze slogan toen nog agressief in de oren. Er was in die jaren veel te doen omtrent `abortus provocatus' in Nederland. De praktijk was op dit punt veel liberaler dan de letter van de wet. Abortusklinieken werden zelfs oogluikend toegestaan. Zo was er aan het Amsterdamse Oosterpark geruime tijd een toevluchtsoord voor in nood geraakte vrouwen uit andere landen.
De Dolle Mina's vonden dat de beslissingsmacht in handen van de zwangere vrouw moest worden gegeven. Zij moest zelf kunnen uitmaken of ze al dan niet zwanger wilde worden. Het abortusverbod was volgens hen gehuld in een mist van schijnheiligheid. De wetgever hanteerde immers een dubbele moraal: niet alleen ten aanzien van arm en rijk maar ook seksueel tussen man en vrouw. De legalisering van abortus moest volgens deze rabiate feministen bepleit worden, niet alleen vanuit de vrucht - ieder kind heeft het recht gewenst te zijn - maar ook vanuit de zelfbepaling van de vrouw.
De kreet waarmee de dames het recht op abortus provocatus wilden afdwingen, werd vrij snel een gevleugelde uitdrukking, die meermaals geparafraseerd werd: baas in eigen broek; baas in eigen brein enz.

18 augustus 2008

Nuttige idioten.

In de jaren zeventig en tachtig, toen de koude oorlog nog aan de gang was, werd een pacifist uit het westen, die door de communisten gemanipuleerd werd, een ‘nuttige idioot’ genoemd.
In politieke kringen was ook het scheldwoord ‘fellowtraveller’ gangbaar. Letterlijk betekent dit ‘medereiziger’ en eigenlijk was het een vertaling van het Russische woord ‘popoetsjik’ (door o.a. Leo Trotski gebruikt in zijn boek ‘Literatuur en revolutie’). De term sloeg op iemand die de Sovjetpropaganda in Amerika en West-Europa ondersteunde.

In 1987 gebruikte Zbigniew Brzezinski (nationaal veiligheidsadviseur onder president Jimmy Carter) de uitdrukking ‘useful idiots of the West’ om de hoge omes te bespotten die dienstdeden als ‘figuranten’ tijdens een speech van Gorbatsjov. Deze experten op buitenlands gebied waren o.a. Cyrus R. Vance en H. Kissinger.
In hetzelfde jaar werd niemand minder dan anticommunist Ronald Reagan uitgerekend door de aartsconservatieve Howard Phillips gebrandmerkt als een ‘useful fool’. Het was overigens een der zeldzame keren dat Reagan een nuttige idioot werd genoemd.
Helmut Kohl bespotte in 1987 in BusinessWeek deze ‘fellowtravellers’ die de Sovjetpropaganda in West-Europa ondersteunden. Kohl zei toen: ‘'Wij noemen hen nuttige idioten.'

De term wordt vaak ten onrechte aan Lenin toegeschreven. Eén bron suggereert een boek uit 1966, ‘People and Portraits: A tragic Cycle’, geschreven door Yuri Annenkov, een schilder die in 1921 voor de communistische partij een portret van Lenin moest schilderen en die na de dood van de Sovjetleider toegang kreeg tot diens geschriften in het Lenininstituut (Moskou). De term komt er niet in voor, wel de visie erachter.

12 augustus 2008

Geschakelde woning.

Ooit gehoord van een geschakelde woning? Dit blijkt een makelaarseufemisme te zijn voor een rijtjeswoning.
Eric Tiggeler & Mieke Vuijk signaleren in hun amusant boekje ‘Nu nog smeuïger! Reclametaal en ander trendy taalgebruik’ (2000) nog een groot aantal voorbeelden uit dit vaak poëtische makelaarsjargon.
Een rijtjeshuis wordt ook wel eufemistisch een ‘herenhuis, een dijkvilla of middenvilla’ genoemd. Een ‘maisonette met weids uitzicht’ blijkt niets anders dan een flatwoning te zijn.
Je kunt het zien als een vorm van upgrading. Of hoe je van een drol blijkbaar een gebakje kunt maken!

06 augustus 2008

Het fort van Sjako.

Van een plaats waar veel lawaai of drukte is, zeggen Nederlanders wel eens: ‘het lijkt hier wel het fort van Sjako’. En met de uitroep ‘Je maakt er een fort van Sjako van’ bedoelen onze noorderburen eigenlijk: je maakt er een rotzooitje van.
Beide Jordaanse uitdrukkingen verwijzen naar de beruchte Jordaanbewoner uit de achttiende eeuw, Jacob Frederik Muller, bijgenaamd Sjako, die met zijn hele familie in rijtjeshuizen woonde.
Nadat hij uit het leger gedeserteerd was, werd hij hoofdman van een bende inbrekers. Vanuit het rijtjeshuis of fort werden de inbraken en strooptochten ondernomen.
De rijken konden zijn bloed wel drinken, maar bij de gewone Amsterdammers was hij erg populair. Ze moesten immers lachen om zijn slimheid en grappen. Op 6 augustus 1718 werd hij op de leeftijd van 24 jaar ter dood gebracht door de beul, die opdracht had zijn slachtoffer eerst levend te radbraken en daarna te onthoofden. De uitdrukkingen worden soms nog wel eens te Amsterdam gehoord.
Karel Eykman schreef in 1986 het jeugdboek ‘Het fort van Sjako’.

02 augustus 2008

Droit du Seigneur.

Mannen moeten af en toe op hun rechten gewezen worden. Daarom even een oude uitdrukking.
In het Middeleeuwse Europa betekende 'droit du Seigneur' letterlijk ‘het recht van de Heer’ of het ‘herenrecht’.
Dit (inmiddels historisch) begrip werd destijds gebruikt om te verwijzen naar het recht van een feodale heer om seksuele gemeenschap te hebben met de bruid van een vazal of onderdaan op de huwelijksnacht.
Hiervoor wordt ook de Latijnse uitdrukking ‘jus primae noctis’ gebruikt, het recht van de eerste (huwelijks)nacht. De adellijke heer kon in theorie eisen dat de onderhorige zijn bruid na de huwelijksplechtigheid aan hem afstond alvorens het huwelijk ook door de geslachtsdaad werd bezegeld.
Aldus kon de edele vaststellen of de bruid nog maagd was zodat hij vervolgens de verbintenis tussen haar en zijn onderdaan kon zegenen.
Of dit recht ook ooit in de praktijk werd benut is twijfelachtig, althans volgens veel historici. Zij vinden dat het eerder moest dienen als een dreiging van de feodale heer aan zijn vazal om zich aan hem te onderwerpen.
In het Frans sprak men ook wel over ‘jambage’ (letterlijk: neerhalende beweging) of ‘le droit de cuissage’ (letterlijk: het dijrecht. De dijen worden metonymisch in plaats van de geslachts­­delen genoemd).
In Italië werd het ‘cazzagio’ genoemd, hetgeen betekent: ‘het hanteren van de roede’.
Het bestaan van dit middeleeuws recht speelt ook een belangrijke rol in het verhaal van Mozart’s opera ‘Le Nozze di Figaro’.
Meer algemeen wordt ‘droit du seigneur’ gebruikt voor de mogelijkheid van een machtig man om seks te hebben met vrouwen. Tijdens het Clinton-Lewinskyschandaal viel in de pers een paar keer de woordspeling ‘maladroit du seigneur’.

29 juli 2008

Het dementendoosje.


Tijdens de Tour de France van 2008 kwam het ‘dementendoosje’ ter sprake: een speciaal samengesteld pillendieet (vitaminen en koolhydraatsupplementen), dat verschilt van renner tot renner.
Sprinters hebben bijvoorbeeld andere behoeften dan klimmers. Welke vitaminen een renner moet slikken, kan ook veranderen in de loop van de Tour.
Dergelijke 'dementendoosjes' zijn noodzakelijk geworden sinds het WADA (World Anti-Doping Agency, een onafhankelijk dopingagentschap, op 10 november 1999 opgericht en bestuurd door het IOC) vanaf 1 januari 2008 het infuus verbiedt.
Door de vele dopingschandalen kan een renner na de wedstrijd niet meer opgelapt worden met een intraveneuze spuit (die alle voedingsmiddelen bevat). Hierdoor besliste het WADA dat alles via de maag moet passeren.
Op het dementendoosje zit ook een wekkertje dat de renners eraan herinnert dat ze ’s avonds om de vijftig minuten een portie moeten innemen. Een andere benaming is: medi-kit.

23 juli 2008

Het Stockholmsyndroom.

Vorig jaar had ik het hier even over het Stockholmsyndroom. Ik haalde daarbij het redelijk absurde voorbeeld aan van vrouwen die met de regelmaat van een klok door hun echtgenoot afgeranseld worden en die ondanks de dagelijkse terreur bij hun man blijven, ja hem zelfs verdedigen indien nodig. De psychiatrie, zo schreef ik, heeft voor dit verschijnsel ooit de mooie naam ‘Stockholmsyndroom’ bedacht.
Over de herkomst van die term had ik het toen nog niet.

Een paar dagen geleden viel mijn oog op een krantenartikel rond de Belgische topgangster en drugsbaron Daniel Demuynck (alias Clark Olofsson, een Zweed die zich later tot Belg liet naturaliseren). Hij werd opgepakt tijdens een razzia in Zweden. ‘Olof’, zoals hij ook werd genoemd, maakte zijn grote criminele doorbraak in augustus 1973. Een vriend van hem stapte toen zwaarbewapend een bank binnen en gijzelde zes dagen lang bedienden en klanten.
Olof, die op dat moment voor moord op een agent in de gevangenis zat, eiste zijn vrijlating om te bemiddelen. Hij slaagde in zijn opzet en de bankoverval eindigde zonder bloedvergieten. In Zweden werd Clark Olofsson even een held. Een vrouwelijke bankbediende was zo in zijn ban geraakt dat ze, samen met andere vrouwelijke gegijzelden, ijverde voor strafvermindering.
Lang heeft het heldendom niet geduurd want een reeks bankovervallen en geweldplegingen brachten hem opnieuw achter de tralies.
Maar dankzij hem werd het Stockholmsyndroom een fenomeen. Psychiaters gebruiken de term tegenwoordig voor de vriendschapsgevoelens die slachtoffers van een ontvoering of gijzeling koesteren tegenover hun ontvoerders, gijzelnemers. Het was de Zweedse criminoloog en psycholoog Nils Bejerot die het verschijnsel deze naam gaf.

Een ander vroeg voorbeeld van het Stockholmsyndroom is de Amerikaanse Patty Hearst, de dochter van de Amerikaanse mediamagnaat Randolph Hearst, die in 1974 werd ontvoerd door een groepje Californische radicalen. Ze werd verliefd op een van haar ontvoerders en hielp de groep daarna tijdens vele bankovervallen. Onderzoek naar slachtoffers van vliegtuigkapingen, gijzelingsacties e.d. leverde opvallende parallellen op. De lotsverbondenheid tussen daders en slachtoffers gaat soms zo ver, dat gijzelaars zich tegen de politie keren wanneer die hun gijzelnemers komen overmeesteren.

Als je de term tot in het absurde doortrekt, kom je bij het voorbeeld van mishandelde vrouwen die ondanks alles bij hun 'man' blijven.
Een voorbeeld uit de Belgische geschiedenis was de zaak Dutroux.
In 1996 stond er in de Standaard: “Opvallend was dat Sabine, die het langst in gevangenschap had gezeten, zich vragen stelde over het gedrag van haar ouders. Dutroux was geen onmens voor haar. Ze leed in het begin nog aan het Stockholm-syndroom: het psychologische verschijnsel waarbij het slachtoffer zich aan de dader hecht.”
Een recent voorbeeld is Natascha Kampusch, het Weens meisje dat na een ontvoering van haar 10e tot haar 18e opgesloten werd door een werkloze. Politiepsychologen vertelden na haar vrijlating dat ze aan het Stockholmsyndroom leed, onder andere omdat ze aangaf dat al haar seksuele contacten met de ontvoerder vrijwillig waren geweest.

20 juli 2008

De truttenschudder.

Mijn vader reed vroeger in een DKW. Hoon en spot waren mijn deel.
In de jaren zestig werd dit een ‘Duitse Kinderwagen’ genoemd. Nu besef ik dat het nog veel erger kan.
Of wat dacht u van een ‘truttenschudder (met jarretel-aandrijving)’? Deze wat grove term is een spotnaam, vnl. onder Nederlandse politieagenten, voor een DAF-auto. Wie herinnert zich niet het grapje 'DAF, altijd vooraan in de file'?

De toevoeging ‘met jarretel-aandrijving’ zinspeelt op het variomatic-systeem. De autofabrikanten in Eindhoven vonden het destijds te gek voor woorden dat je moest rijlessen volgen om met een auto te kunnen rijden. Daarom bedacht autofabrikant DAF het 'pientere pookje' of de traploze automatische versnellingsbak. Je kon het in hun ogen vergelijken met een paard dat bestuurd werd door teugels. Het pookje moest versnellingsbak en koppeling vervangen en ervoor zorgen dat autorijden kinderspel werd. Dankzij dit ‘pientere pookje’ (uitgevonden door Hub van Doorne) kon voortaan iedereen autorijden, dat was althans de visie van DAF. De techniek van de Variomatic was gebaseerd op het principe van de duwband. Daarom kreeg de Daf-auto in de volksmond vrij snel de spottende benaming ‘truttenschudder met jarretel-aandrijving’.

Niettemin bepaalde het koddige wagentje met ‘het pientere pookje’ in de tweede helft van de twintigste eeuw het straatbeeld. Meer dan een halve eeuw later is het een icoon geworden.
De DAF werd in februari 1958 op de RAI in Amsterdam geïntroduceerd als het geesteskind van de Nederlandse broers Hub en Wim van Doorne. Sindsdien heeft het het imago van ‘sloom boodschappenwagentje voor oudere dames’ nooit van zich af kunnen schudden. Klein maar fijn volgens de verzamelaars, kinderspeelgoed volgens de tegenstanders. Invaliden konden er zo mee wegrijden. In Frankrijk waren de Dafjes vorige eeuw erg populair en dat had wellicht veel te maken met het feit dat dit land vroeger geen wegenbelasting maar pk-belasting inde. Hoe meer cilinderinhoud hoe meer belastingen je betaalde. Later ging men de term ‘truttenschudder’ ook gebruiken voor andere kleine, compacte wagens. De eerste exemplaren kwamen uit Japan maar ook merken als Mercedes en BMW kwamen met compacte modellen. Cabaretier Freek de Jonge heeft de ‘truttenschudder met jarretel-aandrijving’ wellicht populair gemaakt, maar volgens Dirk van Delft (NRC Handelsblad, 2 december 2000) zou de term in de jaren zestig van vorige eeuw geïntroduceerd zijn door een autojournalist in een artikel met de titel "Vrouw en auto".
Overigens werd De DAF vroeger ook wel ‘rijdende koffiemolen’ genoemd. Maar of dat nu een vleiende benaming is.

Volgens de internetencyclopedie Wikipedia zouden motorrijders de ‘truttenschudder’ ook gebruiken als bijnaam voor een chopper of custom.
Andere bijnamen van auto's zijn o.a. de eend (de Citroën 2 CV), de kever (de Volkswagen), de kattenrug (Volvo) en de snoek (Citroën, type DS). De laatste werd ook wel ‘strijkijzer’ genoemd. Britten gebruiken het slangwoord 'spazzmobile' voor een invalidenwagen of een oud vehikel.

19 juli 2008

Consumanderen.

We kenden al de term ‘consuminderen’ in de betekenis van: zuinig zijn; op alles besparen. Dit woord werd begin jaren negentig van vorige eeuw populair gemaakt door het bekende Nederlandse vrekkenpaar Van Veen-Van Eeden, als tegenpool van consumeren.

Nader onderzoek wijst evenwel uit dat Herman Verheij, werkzaam bij het ministerie van VROM, het woord bedacht en voor het eerst gebruikte in een artikel in ‘De Kleine Aarde’ van 1991. Anderhalf jaar eerder dook ‘consuminderen’ al op tijdens een beleidsweekend van De Kleine Aarde. Veel later gebruikte het echtpaar het woord regelmatig in hun Vrekkenkrant. Het begon als een filosofie en alternatieve levenswijze maar stilaan ging men het ook eufemistisch gebruiken in de zin van ‘vrekkig zijn’.

En nu is er dan het neologisme ‘consumanderen’: anders consumeren, met het oog op de klimaatverandering. De term werd al een tijdje in de Vlaamse pers gebruikt maar in 2007 werd het door prins Willem-Alexander ook in Nederland geïntroduceerd. Wie weet wordt het ooit nog eens het woord van de eeuw!

13 juli 2008

Doula.

Een beroep dat al bestond in de oudheid, in Australië en Amerika helemaal geaccepteerd is maar dat in Vlaanderen en Nederland tamelijk onbekend is, ja het bestaat. Alhoewel, in Nederland begint het sinds 2001 stilaan een beroep in opkomst te worden. Ik heb het over de ‘doula’, ook wel de ‘bevallingscoach’ of het ‘pufmaatje’ genoemd.

Vrouwen die erg opzien tegen een bevalling kunnen zich laten bijstaan door zo’n doula, Grieks voor verzorgster of ‘zij die vrouwen bemoedert’.
Kunnen mannen die taak dan niet aan, zult u vragen. Wel, volgens onderzoeken zouden wij, heren der schepping, minder geneigd zijn een bevallingscursus te volgen of we zouden vaak te emotioneel en te gespannen zijn. We zouden ook vaker de kamer uitlopen en ongeduldiger zijn. Hoezo sterke geslacht?
In tegenstelling tot de echtgenoot laat zo’n doula de barende vrouw zich meer op haar gemak voelen. Ze kan ook veel beter dan een man inspelen op de fysieke en geestelijke inspanningen van de vrouw. Dat kan bijvoorbeeld door lieve dingen te zeggen, grapjes te maken of houdingsadviezen te geven. Wij mannen klappen in zo’n situatie natuurlijk vaker dicht.

In Amerika is zo’n pufmaatje voor de bevalling al lang een bekende verschijning. De doula speelt de rol van regisseur: ze geeft aanwijzingen aan de vrouw en haar partner, ze zet een muziekje op en ze puft mee. Hierdoor is ze in feite een ervaringsdeskundige. In tegenstelling tot een verloskundige, kraamverzorgster of verpleegkundige (die niet bij de hele bevalling aanwezig kunnen zijn) wijkt de doula niet van de zijde van de vrouw. Een Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat noodgrepen zoals tangverlossing of keizersnede minder vaak nodig zijn als een doula de kraamvrouw heeft bijgestaan. Een doula assisteert ook het hele gezin. Vaak gaat het om een 24-uurs-service, waardoor ouders de noodzakelijke nachtrust hebben. De zorg is per gezin op maat gemaakt.
In 2006 kregen vier doula’s als eersten in Nederland hun certificaat. Ze volgden hiervoor een opleiding in Utrecht. Deze opleiding is bij onze nooderburen nog wel niet herkend. Voor 750 euro bieden ze praktische hulp voor, tijdens en na de bevalling.

09 juli 2008

Pafpalen.

Sinds 2004 is het in Nederland verboden te roken op overdekte spoorperrons.
Wie persé een ‘grafnagel’, ‘kankerstok’ of ‘paffertje’ wil opsteken moet hiervoor terecht bij speciale gemarkeerde zuilen. In feite gaat het om afgezaagde lantaarnpalen met asbakken erin.
‘Pafpalen’ worden ze in de volksmond genoemd. Een nettere term is ‘rokerszuil’.
De roker als laatste paria?

03 juli 2008

Blauwkousen.

Een ‘blauwkous’ is een ietwat ouderwetse en spottende benaming voor een geleerde vrouw die huishoudelijk werk als minderwaardig beschouwt, uiterlijk als bijkomstig en via haar studie carrière wil maken.
Het is een vertaling van het Engelse ‘blue stocking’.

De eerste blauwkous was in feite een man! In het midden van de achttiende eeuw droeg een excentriek lid van een Brits cultureel gezelschap, Benjamin Stillingfleet van de Lady Montague Kring, ooit tijdens een bijeenkomst blauwe kousen (i.p.v. de zwarte die bij de officiële kledij hoorden). Hierdoor werd de kring bekend als de ‘blue stockings society’. De vrouwelijke leden waren doorgaans erg beslagen.
Ook onze oosterburen kennen dit soort vrouwen. Zij gebruiken het woord ‘Blaustrumpf’.

29 juni 2008

Sjasse-patat.

Met de Tour de France in het vooruitzicht kan de aardappeljacht weer beginnen.
Op 16 december 2006 zei de Nederlandse renner Maarten Ducrot in een interview: '"Ja, je moet wachten, wachten, wachten, 'Is dit de groep die wegrijdt? Ja?' Dan moet in een keer dat gat dicht. Maar als je het dan niet redt, heb je een bloedsmaak in je mond, het snot komt uit je oren en dan kan je om je moeder roepen, maar dan heb je het niet meer in eigen hand, dat noemt men de chasse patatte."

De ‘sjas-patat’ of ‘chasse-patat’ (er bestaan nog andere schrijfwijzen) is geen zeldzaamheid tijdens grote wielerwedstrijden zoals de Tour. Het is een stukje wielertaal voor: traag en zonder veel overtuiging aan een ontsnapping beginnen, waarvan de afloop al bij voorbaat een mislukking is; een nutteloze inspanning leveren; zwemmen tussen peloton en vluchters. In het Franse wielerargot noemt men dit: partir en chasse-patat.

De term ‘patatsjas’, ook wel ‘patattenjacht’ of -‘koers’ werd eigenlijk ontleend aan de Zesdaagse. Voor de totale wieleranalfabeten onder mijn lezers (niet dat ik u onderschat): dit is een baanwedstrijd waarbij de deelnemers van verschillende ploegen (meestal twee, soms drie renners) elkaar aflossen gedurende zes dagen en nachten. De koppelwedstrijd vormt het voornaamste onderdeel, maar ook sprints en afvalraces komen aan bod. De zesdaagse werd voor het eerst gereden in Madison Square Garden te New York in 1899. In Amerika noemt men dit soort wedstrijden dan ook 'Madison races.'

De zgn. ‘patatsjas’ is een deel van de zesdaagse waarin zwakkere renners (de zgn. patattencoureurs) een paar rondjes mogen terugwinnen. ‘Sjas’ is hier een verbastering van het Franse woord 'chasse' (jacht).
Het werkwoord ‘sjassen’ betekent: keihard fietsen. Men moet in goede conditie zijn om voluit te kunnen 'sjassen'.

23 juni 2008

Klip en klaar.

‘Soms kost de levensloopregeling klip en klaar geld.’

Bovenstaand zinnetje stond niet lang geleden in het Financieele Dagblad.

Elders is er sprake van een ‘klip en klaar antwoord’ of ‘een antwoord dat allerminst klip en klaar is.’ De uitdrukking betekent –dat had u uiteraard al geraden: klaar en duidelijk; rechtstreeks; zonder omwegen. Deze op alliteratie berustende formule werd in het Duits (‘klipp und klar’, met variant ‘klapp und klar’) reeds opgetekend in 1873 (bij de dichter Paul Heyse). Van Dale vermeldt de uitdrukking echter niet en ook het Woordenboek der Nederlandse Taal doet er het zwijgen toe. Het is natuurlijk een germanisme en daar zijn taalpuristen niet dol op. De grote Koenen maakt er wel melding van (in 1986).

Informanten uit Hilversum herinnerden zich dat ze ‘klip en klaar’ reeds gebruikten in hun jongensjaren (op de lagere school) in de jaren twintig van vorige eeuw.

Kamervoorzitter Vondeling, in de jaren zeventig de hoeder van de Nederlandse taal in het parlement, zei ooit in antwoord van een vraag van Mies Bouwman dat ‘klip en klaar’ een heel bekende en gewone uitdrukking was. Ook al stond ze niet in de woordenboeken!

In de jaren zeventig zou de uitdrukking nieuw leven zijn ingeblazen door oud-premier Joop Den Uyl. Zijn voorganger Dries Van Agt (een liefhebber van archaïsch taalgebruik) had tevoren al de Nederlandse taal verrijkt met het woord ‘verkinderlijken’.

Velen meenden dat Den Uyl de geestelijke vader was van ‘klip en klaar’. In politieke kringen was Den Uyl beslist niet de eerste die deze van oorsprong Duitse uitdrukking reanimeerde.

Een partijgenoot, PvdA’er oud-burgemeester Wim Thomassen, hield in september 1945 als secretaris van de Nederlandse Volks Beweging een rede voor de Jongeren Werkgemeenschap te Hilversum. Hij gebruikte 'klip en klaar' in die rede zo dikwijls dat hij in het blad van de J.W.G. op 22 september 1945 als volgt werd omschreven: “De dominerende figuur op deze bijeenkomst was dan ook “klip en klaar” de heer Thomassen.”

15 juni 2008

Spek met bonen.

Op internet deed deze week volgend grapje de ronde. Het gaat om een nieuw recept om spek met bonen klaar te maken. ‘Breng de boonen zachtjes aan de coke’ luidt de aanbeveling.

Kop van Jut is de populaire Vlaamse renner Tom Boonen. Die zou in de privésfeer, dus buiten competitie, coke hebben gesnoven. De Tour kan hij nu op zijn buik schrijven. Exit Boonen.

Cocaïne is de champagne onder de drugs, vanwege het veelvuldige gebruik in rijke, hippe kringen. Niet voor niets staat het vanaf 11 januari 2009 op de dopinglijst. Cocaïne is dan wel snel uitgewerkt, het heeft een ontstressende werking: het zet de renner even op scherp.

Cocaïne is een genotsmiddel, bereid uit het sap van de bladeren van de cocastruik; eigenlijk een wit poeder dat kan worden gesnoven, gerookt (in combinatie met tabak of puur), ingespoten of op het tandvlees gewreven. Het spul wordt soms vermengd met bakpoeder.
In de VS is cocaïne de op één na populairste illegale drug. Het heeft de hoogste totale straatwaarde, meer dan 35 miljard dollar in 2003. Het kan dan ook met recht een bourgeois-drug genoemd worden. Het actief bestanddeel is cocaïnehydrochloride dat onttrokken wordt aan de cocabladeren.
In de medische wereld wordt het gebruikt voor plaatselijke verdoving. Cocaïne geeft een gelukzalig gevoel van almacht. Honger en vermoeidheid verdwijnen. In combinatie met alcohol wordt dronkenschap niet gevoeld. Ook zou het erotisch gekleurde fantasieën teweegbrengen. Een roes duurt tussen de 15 en 20 minuten. Overmatig gebruik kan echter leiden tot uitputting, nervositeit, gewichtsverlies, verhoogde bloeddruk, verhoging van de hartslag, beschadigingen in de neusholte enz. Een grote dosis kan zelfs paranoia en hallucinaties teweegbrengen.
Cocaïne is sterk verslavend, al is het gevaar voor vreselijke afkickverschijnselen toch groter bij crack.
In de drugswereld bestaan talrijke slangtermen voor cocaïne: girl; corinne; cookie; happy dust; joy flakes; wings; powder; heaven dust; gold dust; snowbird; snowball; white cross.

10 juni 2008

De metroman.

In 1994 bedacht de Britse journalist Mark Simpson het woord 'metrosexual' m.b.t. voetbalster David Beckham.
Volgens Van Dale is dit woord van toepassing op mannen die 'metropolitisch, bewust met hun uiterlijk bezig zijn en in staat om hun emoties en zachte kant te tonen.'
We hebben het dus over mannen die graag winkelen, naar de pedicure gaan of bepaalde recepten willen uitproberen. Mannen die dus met plezier hun vrouwelijke kantjes etaleren. Let op: geen mietjes, geen watjes en zeker ook geen nerds!

In 2004 dook opeens het neologisme 'metroman' op. Eigenlijk slaat het op hetzelfde type man : één met vrouwelijke trekjes maar die verder wel heteroseksueel is. Hij ziet er steeds goed verzorgd uit (zowel wat betreft kleding als haardracht) en hij gebruikt soms cosmetica.
Het woord 'metroman' is afgeleid van metropool omdat dergelijke mannen doorgaans in de nabijheid van een metropool wonen. Daar zijn immers de meeste fitnesscentra, clubs, winkels en kappers. De metroman is de nieuwe stadsman.

06 juni 2008

Pampercultuur.

Het werkwoord 'pamperen' kennen we al een tijdje in de betekenis van: (iemand) gunstig stemmen, verwennen. Het is afgeleid van het Engelse 'to pamper'.
Vaak is het van toepassing op overheidsdienaars die allerlei cadeautjes krijgen zonder dat daarbij de stricte regels worden geschonden.
Nu is er dus de 'pampercultuur': het in de watten leggen.

03 juni 2008

Neukteugels.


We blijven nog even in de erotische sfeer. Iemand wees mij erop dat ‘neukteugels’ veel duidelijker is dan ‘love handles’.

Ik moet dit met het schaamrood op de kaken beamen. De eerste term is uiteraard vulgairder, de tweede zou je eerder een eufemisme noemen. ‘Neukteugels’ werd door de oplettende lezer van dit weblog voor het eerst gehoord in 1985. Het werd toen gebruikt door een homoseksuele vriend die het over een vriend van hem had. In deze betekenis vinden we het in 1991 voor het eerst terug op schrift, nl. in een boekje over jongerentaal (Cor Hoppenbrouwers: Jongerentaal. De tipparade van de omgangstaal).
Een aantal jaren geleden stond er in de Volkskrant het volgende:

“De broek is een wijdpijpige bermuda. De rebellen uit de sloppenwijk, de Braziliaanse versie van de Bronx, dragen de broekband halverwege de schaamstreek zodat de 'neukteugels' (term van fotograaf Ari Versluis) zichtbaar zijn.”

Wat velen niet weten is dat het woord ook nog andere betekenissen heeft. In soldatenkringen werd het eerder al gebruikt voor lange bakkebaarden, hetgeen vroeger ook wel 'tochtlatten' of 'luizenladders' werd genoemd. In het militaire slang had het verder nog de betekenis van bretels. Salleveldt vermeldde de term al in zijn Woordenboek van Jan Soldaat (1978).
Een mogelijk nieuwe betekenis, althans te Antwerpen, is die van pijpenkrullen. Ze wordt gesignaleerd door Tony Rombouts & Bert Bevers in het Antwaarps Nederlands Woordenboek. (4de herziene druk. 2006).

Neukteugels, zwembandjes, Michelinbandjes, love handles. Geef toe, het klinkt toch allemaal veel mooier dan vetrolletjes.

26 mei 2008

Lovehandles.


Hoe kun je vetrolletjes rond de heupen en de dijen mooier benoemen dan met de term 'lovehandles'? Wellicht bestaat er geen betere manier om zijn afkeur te verbergen voor wat normaal gezien een seksuele afknapper kan worden, dan te suggereren dat het hier om nuttige aanhangsels gaat tijdens de geslachtsdaad (de partner kan zich eraan vastklampen).

Deze Engelse term dateert uit de jaren zeventig van vorige eeuw en wordt vnl. gebruikt door en over vrouwen. Amerikanen gebruiken eveneens de termen 'spare tyre' (reservewiel) en 'bagels' (een soort broodje). Een 'zwembandje' boven een spijkerbroek wordt in Amerika een 'muffin top' genoemd. Lovehandles vinden we terug in zowel Koenen als de grote Van Dale.
Schertsende Nederlandse synoniemen zijn o.a. 'Michelinbandjes' en 'zwembandjes*'.

23 mei 2008

Poppers.

Lustopwekkers voor het meer genieten van seks zijn er legio. De middeltjes variëren van chocola en aardbeien tot alcohol, coke en poppers.

Poppers is een Engels woord voor snuifcapsules of (felgekleurde) flesjes met een vloeistof (meestal amylnitriet), gebruikt om het fysieke plezier tijdens de coïtus te verhogen.
Deze vluchtige (en bijtende) vloeistof wordt op een zakdoek gedruppeld of direct uit het flesje opgesnoven. In contact met de huid zorgt het voor irritatie.


In de homoseksuele wereld hebben poppers een ijzeren reputatie. Niet alleen zouden ze het orgasme kort maar hevig intensiveren maar soms ook verlengen. Ze zouden nl. de kringspier in de anus ontspannen.
Sedert het begin van de jaren negentig van vorige eeuw is het middel ook populair bij jonge discogangers. Poppers zijn officieel enkel op recept verkrijgbaar (ze bevatten stoffen die terug te vinden zijn in geneesmiddelen ter bestrijding van een vernauwde kransslagader), maar in seksshops zijn ze meestal in voorraad. De werking treedt reeds in na tien seconden. Het euforische gevoel duurt echter slechts een half uur. Veelvuldig gebruik kan hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, braken en zelfs bloedarmoede voor gevolg hebben.
Volgens Amerikaanse gezondheidsautoriteiten bestaat er zelfs een directe correlatie tussen het gebruik van poppers en het sarcoom van Karposi en longontstekingen.
De naam komt van het poppend of knallend geluid dat de capsules maken.

19 mei 2008

Prince Albert voor gevorderden.

Piercings worden beschouwd als een vorm van body art.
Sommigen onder ons kennen de ‘Prince Albert’ wellicht vooral van een scène uit het satirische Vlaamse tv-programma ‘In de gloria.’
Sedert de jaren negentig van vorige eeuw is het echter een al dan niet grappige benaming voor een ring of piercing door de eikel. Visueel schijnt het erg aantrekkelijk te zijn. Er is wat extra stimulatie. De drager heeft gewoon het idee iets speciaals tussen de edele delen te hebben. Het succes ervan heeft mogelijk te maken met respect afdwingen.
Bij een ‘reversed prince Albert’ gaat de ring aan de bovenkant door de eikel naar binnen, en via de urinebuis weer naar buiten.
De ‘Prince Albert’ is in ieder geval één van de meest voorkomende intieme piercings. Er bestaan talrijke andere intieme piercings. Geïnteresseerden verwijs ik naar de website bellenouvelle.

Aan de etymologie van de term zit een snuifje romantiek (of moeten we zeggen: volkse verbeelding).
Albert (1819-1861), prins van Saksen-Coburg-Gotha en de (Duitse) echtgenoot van koningin Victoria van Groot-Brittannië, zou zo’n piercing gehad hebben. Volgens de overlevering vond hij de bobbel in zijn broek zo aanstootgevend dat hij in zijn lid een ring liet aanbrengen waaraan een gewicht hing zodat zijn aanstootgevend 'apparaat' naar beneden zou hangen.
Dankzij de piercing kon de penis netjes weggewerkt worden in de broek. Hierdoor hoefde de prins zich minder te schamen.
De waarheid is misschien dat oude Duitsers van decoratieve helmen hielden.
In het Engels wordt de term vaak verkort tot P.A.
Arme prins Albert! Zijn enige aanspraak op roem is een penispiercing.

Een ring door het scrotum wordt overigens een Hafada genoemd. Voor de angsthazen toch een waarschuwing: de genezingstijd bedraagt bijna vier maanden! Oppassen dus, Yvan!

14 mei 2008

Het huispak.

Trendy vrouwen dragen tegenwoordig een huispak.
Dit is een soort joggingpak maar dan voor in huis; comfortabele thuiskleding zeg maar.
In het Engels spreekt men ook wel van 'homewear', 'relaxwear', 'easywear', 'comfortwear' of 'loungewear'.
Volgens website GeenStijl is dit soort kruising tussen joggingpak en pyjama ook wel bekend onder de namen 'Hoekbankmantelpak', 'Vrouwenavond-smoking' en 'Schuurmannetje' (naar een van de bekendste draagsters: actrice Katja Schuurman).
Geen felle kleuren, sportieve accenten maar elementen die rust, harmonie en evenwicht uitstralen. Een huispak is gemaakt van soepel, aaibaar materiaal met een tikje luxe: velours, fluweel, fleece en verfijnd badstof.

08 mei 2008

Halalisering.

Sinds 2006 is er opeens sprake van een 'halalisering' van Nederland en Vlaanderen: een groeiende invloed van islamitische zeden en gewoonten.
Niet alleen het vlees maar ook hypotheken, ziekenhuizen enz. moeten eraan geloven. Alles moet tegenwoordig 'halal' zijn: in overeenstemming met de islamitische voorschriften.
Het Arabische woord 'halal' kunnen we vergelijken met het Jiddische 'koosjer'.

Het gedeelte van de supermarkt waar enkel levensmiddelen worden verkocht die 'halal' zijn, wordt de 'halalcorner' genoemd.

06 mei 2008

Hersenscheet.

Hebt u ook last van hersenscheet?
Sedert 2005 is dit een informele term voor tijdelijk geheugenverlies in een stresssituatie. Het gaat (alweer) om een vertaling van het Engelse 'brainfart' dat sedert de jaren tachtig van vorige eeuw gebruikt wordt in twee betekenissen: 'onzinnig idee' en 'tijdelijk geheugenverlies'.
Eind 2004 werd de weblog 'Planeet Hersenscheet' actief op Internet en vrij snel erg populair.

03 mei 2008

De linkse kerk.

Het was Pim Fortuyn, ook wel de 'Goddelijke Kale' genoemd, die deze term als scheldwoord heeft gemunt voor de 'sociaal georiënteerde gelovigen' of 'extreem-links denkenden' in Nederland (en Vlaanderen, dankzij Steve Stevaert, het ‘schijnheilig paterke van Hasselt, dixit de groene partij Agalev).

Eigenlijk had Fortuyn het in de eerste plaats over de PvdA in Nederland.
Het scheldwoord wordt tegenwoordig vooral toegepast op voorstanders van het multiculturalisme, die blind zouden zijn voor kritiek op de 'multiculturele samenleving'.
Het woord staat ook voor de geslotenheid van links: het niet mogen spreken over migratie, asielzoekers, illegalen, veiligheid op straat enz.
Leden van de linkse kerk pleiten voor o.a. verdraagzaamheid, respect voor de cultuur van anderen, het legaliseren van soft drugs, abortus, euthanasie enz.
Het politiek correct denken, dat begin jaren negentig van vorige eeuw opgang maakte, is volgens velen eigen aan de linkse kerk.
Bestaat er ook zoiets als een ‘rechtse kerk’ (een conservatieve tegenhanger) of is die uitdrukking op zich al een pleonasme (type: oude grijsaard; dood lijk enz.)?

02 mei 2008

Glazen klif.

Twee jaar geleden hadden we het hier over het ‘glazen plafond’, een term die vooral populair is onder feministen. Begin dit jaar dook plots het begrip ‘glazen klif’ op.

Alweer een ontlening aan het Engels, ditmaal van ‘glass cliff’.
Het gaat hier om een riskante positie waarin vrouwen in managementfuncties kunnen terecht komen. Vanaf hun hoge positie dreigen ze in de afgrond te storten. Ze zijn wel door het glazen plafond gestoten, maar alles behalve in een gespreid bedje terecht gekomen. Eén van de oorzaken is dat dergelijke vrouwen niet in de juiste netwerken zitten (ze gaan niet naar de golfbaan of de conferentie waar ze kunnen horen wat er speelt). Onderzoekers zien dit fenomeen steeds vaker bevestigd.

22 april 2008

Hufters.

Waar komt het woord ‘hufter’ vandaan?

Oorspronkelijk was dit een scheldwoord voor een bangerik of zwakkeling, later werd het meer algemeen gebruikt voor een lomp, onbeschaafd persoon, een slecht mens.
Volgens het WNT, het grootste woordenboek ter wereld, werd het woord vanaf 1871 opgetekend. Het zou afgeleid zijn van huft (struikgewas; paal; galg). De eigenlijke betekenis is dus ‘iemand die aan de galg hoort’. Volgens anderen zou het om een typisch Zaans woord gaan.

Ook in Noord-Holland was het aanvankelijk goed bekend. Het zou dan horen bij het gewestelijk werkwoord hufteren (huiveren). Hufter zou hier dan een afleiding van zijn. Oorspronkelijk was het van toepassing op een koukleum en vandaar ook figuurlijk voor iemand die huiverig is iets te doen, een durfniet, een angsthaas. Het is begrijpelijk dat men ook een stakker of een sukkel een hufter is gaan noemen. In het zuiden van West-Friesland had het woord een andere betekenis, nl. ‘fysiek minderwaardig mens; iemand die er schraal en bleek uitziet’.
Noordelijker is men de benaming gaan toepassen op een moreel minderwaardig persoon en kreeg hufter de betekenis van ‘gemene vent, schoelje’.

Er bestaan tegenwoordig verschillende samenstellingen, waaronder hufter-tv.

Medio 2003 lanceerde De Telegraaf het woord scooterhufter voor een wegpiraat.
Bij de marine bestaat ook een werkwoord hufteren (dwarsliggen). Het komt vaak voor in ontkennende vorm: lig niet te hufteren! gezegd wanneer iemand zich vervelend gedraagt.

De Beverwijkse woningcorporatie ‘Woon op Maat’ bedacht de hufterwoning: een onderkomen voor mensen die zich wel kunnen maar niet willen aanpassen: het geheel ziet eruit als een normale woning maar het heeft het casco van een betonnen bunker. Zo kan er door de bewoner weinig worden gesloopt. Dergelijke huizen zouden dan naast elkaar komen te staan in een afgelegen deel van een woonwijk aan de rand van de stad.

In de jaren vijftig van vorige eeuw werd ook de uitdrukking Je kan wel zien dat jij uit Huftershoek komt! opgetekend.

17 april 2008

Goeiemoggel.

De prijs voor de beste reclame van 2007 werd in Nederland gewonnen door 'Goeiemoggel' van KPN. Dit neologisme, eigenlijk een verbastering van goedemorgen, komt voor in een reclamespotje. Hierin plaatst een visboer een bestelling via SMS, maar deze bestelling wordt verkeerd ingetoetst.

Het gebruik van goeiemoggel blijkt bij onze noorderburen een ware rage te zijn geworden. Zelfs in de hoge kringen wordt het gebruikt, o.a. door prinses Laurentien.
Toch is het nog niet bij iedereen ingeburgerd. Toen twee mannen elkaar in een café in Rijswijk met dat woord begroetten, sloeg een derde cafégast er direct op los, omdat hij dacht dat hij voor 'mongool' werd uitgemaakt.

Woorden die door een verkeerde schrijfwijze in sms-berichten belanden en daardoor (onbedoeld) grappig (of melig) zijn, vallen binnenkort onder de noemer 'moggeltaal'.

16 april 2008

Dimsum.

Tegenwoordig is het niet meer hip om te 'loungen' (volgens Van Dale: op makkelijke stoelen of banken ontspannen in een hip café, met rustige muziek en luxe hapjes en drankjes) met oesters en champagne.
Nee, vandaag de dag kiezen we voor gestoomde of gefrituurde deegpakjes gevuld met vlees of vis, gestoomde broodjes, garnalen- en lotusballetjes.
Dim sums worden dergelijke lichte hapjes genoemd. Het Chinese woord 'dim' betekent puntje, 'sum' betekent hart. Hapjes dus die met hart en ziel door de kok werden klaargemaakt.

15 april 2008

Boeddhabuikje.

Vroeger hadden we het eufemistisch over een ‘embonpoint’: een elegante term voor gezetheid; een (rond) buikje of lomp gezegd: een pens.
Een vreemd (Frans) woord moest een plompe verschijning camoufleren. Letterlijk betekent ‘en bon point’: in goede staat.

Tegenwoordig hebben we het, vooral m.b.t. vrouwen, over een ‘Boeddhabuikje’. Een ronde buik bij vrouwen past niet in het huidige modebeeld, maar deze term klinkt haast flatterend. ‘Boeddhabuikje’ is een vertaling van het Engelse ‘Buddha belly’. Het woord is bij ons vooral populair geworden door toedoen van het cosmeticamerk Dove. In één van hun reclamespotjes worden vrouwen getoond die best trots zijn op hun ‘Buddha belly’ (de reclame is grotendeels in het Engels).

13 april 2008

Gluurstrook.

Eerder kenden we al een betaalstrook, een busstrook, een carpoolstrook, een fietsstrook, een inhaalstrook en zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Sedert een paar jaar hebben we ook een 'gluurstrook'. Het gaat om een bedenksel van de Vlaamse politicus Carl Nijssens. Die wil naast de hoofdweg door het Belgisch-Limburgse Sint-Truiden een tweede rijbaan laten aanleggen voor automobilisten die naast de talloze bordelen langs de weg willen gluren.

06 april 2008

Klets-klets.

Van iemand die homoseksueel is, zeggen we wel eens: ‘hij is van de verkeerde kant’, ‘van de club’ of ‘van de klets-klets’. Er bestaan trouwens talrijke synonieme uitdrukkingen voor de andere geaardheid, de ene al wat kleurrijker dan de andere.
De Nederlandse auteur A.F. Th. Van der Heijden schreef in één van zijn boeken: ‘Gretig deelneemster aan de danspartijtjes was de buurvrouw, die met een homosexueel was getrouwd, of zoals Maaike Kopland het uitdrukte, 'zich eentje van de 'klets-klets' in handen had laten duwen.’

We realiseren ons nauwelijks dat de uitdrukking ‘van de klets-klets zijn’ bijna een eeuw oud is. Ze werd voor het eerst opgetekend in 1937 in een Bargoens woordenboek.
In Amsterdam betekende ‘fèn de kles-kles’ eigenlijk dat je een babbelfamilie was.
Maar daar heeft deze uitdrukking niets mee te maken. Doorgaans gaat de frase vergezeld van het slaan met de ene vlakke hand op de rug van de andere. Dit gebaar illustreert dan de seksuele daad. Daarmee werd uiteraard gerefereerd aan de 'verkeerde kant'. In dezelfde zin gebruikte men destijds voor een homoseksueel de aanduiding ‘van het handje zijn’. Een homofiel werd vroeger, en nu nog, wel eens een 'ruigpoot' (of kortweg 'poot') genoemd.

In vroeger tijden kon er slechts in bedekte termen over homoseksualiteit gepraat worden. Er werd voortdurend rond de pot gedraaid. Iemand was geen homo, neen hij was er 'zó' één. Omdat de term 'homoseksueel' steeds geassocieerd werd met seksuele bedrijvigheid propageerde het COC (de belangengroep voor homoseksuelen in Nederland) een paar decennia geleden de verhullende term homofiel. Dat klonk toen nog als een eufemisme.

02 april 2008

Derde hemel.

We kennen allemaal de uitdrukking ‘in de zevende hemel zijn’.

Wie echter in de ‘derde hemel’ vertoeft is zeer dronken. Eigenlijk betekent het: de opperste staat van geluk bereikt hebben. De uitdrukking refereert aan het visioen van Paulus in het Nieuwe Testament (II Kor. 12:2) ‘dat die persoon weggevoerd wordt tot in de derde hemel’.
Volgens de beoefenaars van de kabbala (de geheime leer en mystiek van de joden in de Middeleeuwen) waren er zeven hemelen, de een nog mooier dan de andere.

27 maart 2008

Grootste bimbo van het internet.

Tienermeisjes die wegdromen van borstvergrotingen, dieetpillen, coole outfits e.d. kunnen tegenwoordig terecht op www.missbimbo.com.
Wie ouder is dan achttien kan zonder problemen inloggen op deze website. Minderjarigen krijgen echter een waarschuwing om aan de ouders toestemming te vragen. Registreren is gratis maar voor zgn. ‘diva-dollars’ moet je in de geldbuidel tasten. Daarna kun je ook allerlei dingen kopen die een ‘bimbo’ nodig heeft: veel shoppen, een nieuw kapsel, een luxeappartement enz.
Op de van oorsprong Franse website (gelanceerd door Fransman Nicolas Jacquart) dingen maar liefst 1,2 miljoen meisjes naar de titel ‘grootste bimbo ter wereld’ (groter dan Britney Spears en Paris Hilton zeg maar).

Een ‘bimbo’ is, u raadt het al, een ordinaire, sexy en domme vrouw.
Het is een
Amerikaans slangwoord van begin twintigste eeuw dat eind jaren tachtig naar ons taalgebied overwaaide. Eigenlijk gaat het om een verbastering van het Italiaanse woord ‘bambino’ (klein kind). In het slangtaalgebruik kan het slaan op een baby, een man of tegenwoordig een jonge, leeghoofdige maar aantrekkelijke vrouw (doorgaans met lang haar en grote borsten). Synoniemen zijn o.a. dumbo en nitwit.

In Amerika noemde men het aapje van een orgelman dat de hoed voor het geld vasthield, vaak Bimbo. Misdaadauteurs zoals Dashiell Hammett en Raymond Chandler gebruikten het woord in de jaren dertig van de twintigste eeuw in de betekenis van een ‘gevaarlijke man; bankrover’. Aanvankelijk sloeg bimbo vooral op mannen.
De Britse humorist P.G. Wodehouse schreef in 1947 nog over bimbo’s die avances maakten naar onschuldige meisjes nadat ze eerst hun echtgenoten hadden gedumpt. In Amerika ontwikkelde zich echter een tweede betekenis, die van een ‘prostituee’ of ‘onzedige vrouw’.
Het woord werd vaak gebruikt met het allitererende ‘blond’. Een vergelijking met het ‘domme blondje’ (dumb blond) ligt dus voor de hand.

Bimbo begon meer en meer te slaan op een vrouw die het op seksueel gebied niet zo nauw neemt. Daarbij werd het beeld gecreëerd van een opvallend, aantrekkelijk iemand met forse boezem en lange benen, vaak ook iemand die erg listig is. Intussen is het woord in ons taalgebied al aardig ingeburgerd geraakt, vooral onder jongeren. De Baya Beach Club in Rotterdam zou volgens insiders de grootste verzamelplaats van bimbo’s zijn. Een mannelijke bimbo noemt men een ‘himbo’. Fransen gebruiken naast bimbo nog de scheldwoorden ‘aloha’ en ‘bombe’ voor een mooie maar leeghoofdige vrouw.

Momenteel staat de titel van 'grootste bimbo' op naam van Shorty4080, 39 jaar.