24 juli 2007

Krotenkokers.

In Rotterdam noemen ze een sufferd of een merkwaardig figuur wel eens een ‘krotenkoker’.
Het woord is populair geworden dankzij de Bommelstrips van Marten Toonder.
Krote zou hier een eufemisme voor klote kunnen zijn. Eerder lijkt het een verbastering van het Franse woord ‘carotte’.

Rotterdammers kennen ook de uitdrukking ‘in de kroten zijn' voor: dronken zijn. Het koken van kroten of bietjes was ooit in de Maasstad een veelvoorkomend beroep. Gekookte kroten worden nog steeds gegeten.
Het scheldwoord kreeg landelijke bekendheid dankzij een televisieadvertentie voor chipsfabrikant Smith’s: ‘die krotenkokers van Smith’. Ook Rotterdammer Jules Deelder droeg zijn steentje bij in een commercial voor de ‘lekkere lichte borrel’ Lechner: die krotenkokers van de reclame.

Een variant van ‘krotenkoker’ is ‘krotenzaaier’. Een zoektocht op internet wijst uit dat het woord vaak voorkomt als naam van een boerenblaaskapel.

20 juli 2007

Kalegezichten.

Je telt pas mee als je een baard hebt. Ik kan hier uiteraard over meepraten, maar het blijkt ook uit uitdrukkingen zoals ‘lig niet te kalegezichten’.
In Nederland is (was) dit een gangbare uitdrukking voor: zit niet te zaniken, te zeuren of te donderjagen. Ze werd o.a. opgetekend in de Zaanstreek (in het werk van Boekenoogen) en in de Utrechtse Vechtstreek. Kalegezichten is dus datgene wat iemand doet die nog geen baard heeft (een melkmuil met andere woorden): onzin uitkramen.

19 juli 2007

Absurdistan.


Een land of plaats waar zich rare of onbegrijpelijke toestanden voordoen, waar men het niet zo nauw neemt met de regels, wordt wel eens spottend Absurdistan genoemd. Die benaming wordt ook gebruikt om een absurde toestand mee aan te duiden.
Een lezer van Onze Taal die in 1992 een kantoor in Praag opstartte, liet mij weten dat zijn secretaresse, die goed Duits sprak, regelmatig de term Absurdistan gebruikte. Bijvoorbeeld: Leben wir doch in Absurdistan? Of wanneer er geen toiletpapier te verkrijgen was. Of: die Firma wohnt in Absurdistan. Nog volgens deze briefschrijver verscheen in de dagelijkse Tsjechische krant van zijn secretaresse een politiek-sociale cartoon met dezelfde naam, die later ook in het Engels vertaald verscheen in het lokale Engelse weekblaadje. De teneur zou meestal anti Oosten-van-Tsjechoslowakije geweest zijn.


Tot aan het einde van de jaren vijftig van vorige eeuw schreef de vader van columnist Max Pam niet-ondertekende stukjes voor het blad De Uitkijk. Die stukjes werden gepubliceerd onder het kopje "Berichten uit Absurdistan".
In de jaren zeventig gebruikte Gerrit Komrij de term meermaals wanneer hij Nederland wou omschrijven als een land waar de ezels aan de macht zijn.

Er zijn echter overeenkomsten in andere talen. In 1946 verschenen in Frankrijk twee satirische boeken: "Voyage en Absurdie" (1946) en "Vie de Jocrisse Morèze [d.w.z. Maurice Thorez] (...) d'après des documents ramenés par (...) de son voyage en Absurdie" (1947), door Benjamin Guittoneau, geschreven onder de schuilnaam Arouet (familienaam van Voltaire).
Absurdie en Absurdistan zijn in feite hetzelfde woord, daar het suffix -ie hetzelfde betekent als -istan, het Perzisch morfeem voor -land. Het Engels kent eveneens een Absurdia, dat aansluit bij dat Franse Absurdie uit 1946. Ook de Italiaanse vorm Assurdistan komt voor. Het Nederlands kent vele fictieve plaatsnamen. Denken we maar aan Boerenstronkeradeel; Lutjebroek; Verweggistan enz.

11 juli 2007

Snoezelstal.

In mijn geboortedorp staat sinds kort een snoezelstal. Dat is een stal waar mensen met een mentale handicap terecht kunnen om er dieren te verzorgen. Vier studenten uit de Orthopedie en de afdeling Dierenzorg van de tuinbouwscholen schilderden er voor hun stagewerk dierentekeningen op de muren van de stal. De combinatie van dieren, muziek, kleuren en geuren kan een grote prikkel zijn voor mensen met een mentale handicap.
De naam ‘snoezelstal’ is een samentrekking van de woorden ‘snuffelen’ en ‘doezelen’. ‘Snoezelen’ betekent dan: het met therapeutische bedoeling op aangename wijze prikkelen van de zintuigen. Dit woord wordt sinds eind jaren zeventig gebruikt, doorgaans m.b.t. zwakzinnigen. Een snoezelruimte is een speciale ruimte waarin kinderen zich kunnen uitleven in een aangename omgeving die tegelijkertijd prikkelend en rustgevend is; ruimte waar men kan ‘snoezelen’. Het woord ‘snoezelruimte’ dook pas eind jaren tachtig van vorige eeuw op in de media. Dit woord werd reeds opgenomen in Verschueren (1996) en Van Dale.

02 juli 2007

Dood vogeltje.

Zondagmorgen werd ik wakker met een ‘houten kop’, het resultaat van een stevig drinkgelag de avond ervoor. Vlamingen gebruiken deze uitdrukking wel eens voor een fikse kater. Onlangs ontdekte ik dat Nederlanders ontwaken met ‘de smaak van een dood vogeltje in de mond’. Het dood vogeltje kan soms ook een dood katje zijn. Rare jongens die Nederlanders!

De beeldspraak verwijst naar de slechte smaak die je in de mond krijgt, te wijten aan overmatig drankgebruik. ‘Alsof een dood vogeltje over je tong heeft gepiest’, dat zegt men ook wel eens. Er zit vaak veel humor in de volkstaal.

Ook de Britten kennen er wat van. Drankorgels en pimpelneuzen voelen zich soms alsof ‘een kat in hun mond heeft gejongd’ (to feel as if a cat has kittened in one’s mouth). Die uitdrukking stamt naar het schijnt al uit de late 19de eeuw. Er bestaan talrijke varianten: to feel like death warmed up (like a warmed-up corpse, death on a bun/ cracker; to feel like a fresh-boiled owl (like a stewed monkey).

In ons taalgebied is ‘de smaak in z’n mond van een dood katje’ wellicht ouder dan de variant met het vogeltje. De vergelijking met het katje werd al opgetekend in 1934, die met het vogeltje vinden we terug in de jaren zestig van vorige eeuw, maar mogelijk is de frase veel ouder. Het WNT, het grootste Nederlandse woordenboek, kent beide uitdrukkingen echter niet. De spreekwoordenboeken en Van Dale doen er eveneens het zwijgen toe.

Wie ergens als een dood vogeltje bijzit, verkeert echter in een totaal ontredderde situatie, is volkomen hulpeloos. In 1991 lazen we in NRC Handelsblad:
“Zwaar getekend, bevangen door de kou, rolde de Italiaan over de eindstreep in Bormio. Terwijl verzorgers zijn rillende lichaam warm wreven en in een deken wikkelden, stond Chioccioli erbij als een dood vogeltje.”