08 oktober 2006

Ich mach’s dir mexikanisch.


Duitsers en erotiek, het lijkt wel een contradictie.
Warmbloedigheid associëren we meestal met zuiderse typen: Fransen, Spanjaarden, Italianen.
De Hamburgse filosofieprofessor Christoph Gutknecht probeert ons er van te overtuigen dat Duitsers niet allemaal kwezels en femelaars zijn.

“Alle Menschen werden prüder (preutser)” luidt een grappig bedoelde persiflage op het beroemde vers van Friedrich Schiller.
Wie echter het boek van Gutknecht leest (het is geen woordenboek) wordt van het tegendeel overtuigd. ‘Ich mach’s dir mexikanisch’ (met als ondertitel: Lauter erotische Wörtgeschichten) is een erg vermakelijk en tegelijk informatief boekje van 244 pagina’s.
Hierin wordt, aan de hand van talrijke voorbeelden uit de literatuur, bewezen dat de Duitse taal helemaal niet zo fantasieloos en banaal is als we zouden vermoeden.

Woorden en uitdrukkingen uit de volkstaal, het vakjargon, het regionale taalgebruik en het dialect passeren de revue. En passant krijgen we een overvloed aan synoniemen voorgeschoteld. Ook de etymologie wordt niet vergeten.
De auteur heeft het o.a. uitgebreid over de herkomst van het woord ‘Kondom’. Hij geeft verscheidene synoniemen voor geslachtsdelen en andere lichaamsdelen, voor prostituées en huizen van plezier, voor homoseksuelen en voor de seksuele daad zelf.
Erotische spreekwoorden en uitdrukkingen (die Nase des Mannes; Ein Mann ohne Frau ist wie ein Vogel ohne Brille; Lieber nett im Bett als cool auf dem Stuhl) worden onder de loep genomen en vergeleken met anderstalige voorbeelden. Het verschil tussen een playboy, een Casanova en een Don Juan wordt omstandig uit de doeken gedaan.

Voor iemand die seksueel moeilijk te bevredigen is gebruikt men in Wenen de uitdrukking ‘a weisse ‘Leba haum’ (een witte lever hebben). En onze metafoor voor een forse boezem (hout voor de deur) kent men in Oostenrijk als ‘Hoeds fua da Hidden’ (Holz vor der Hütte).
Wie geen idee heeft wat de ‘Missionarsstellung’ inhoudt, zal zich verwonderen over de veelheid van standjes, of beter gezegd: de veelheid van Duitse termen hiervoor.
Gutknecht verklaart uitgebreid het verschil tussen ‘Griekisch, Bulgarisch, Russisch, florentinisch; schwedisch; japanisch enz.’
Bijzondere liefdespraktijken blijken nog de’chinesische Schlittenfart’ en –wie verzint het- de ‘Goldfisch-Sex’ (waarbij de handen niet mogen gebruikt worden).
Een Quickie of vluggertje wordt in het Duits ook wel ‘Spontanfick’ genoemd.

Er staan heel veel leuke en lezenswaardige dingen in dit boek. Alleen jammer dat de erotische terminologie wel moeilijk toegankelijk werd gemaakt. Een register achteraan in het boek had veel geholpen. De literatuuropgave is dan weer indrukwekkend.

Christophe Gutknecht: Ich mach’s mexikanisch. Lauter erotische Wortgeschichten.
Verlag C.H. Beck. ISBN 3 406 51099 X
Prijs: € 9,90

02 oktober 2006

Wachten op Godot.

Dit is de titel van een populair toneelstuk van de destijds in Frankrijk wonende Ierse schrijver Samuel Beckett (1906-1989). ‘En attendant Godot’ verscheen in 1952.

In de beroemde Beckettbiografie van Deirdre Blair wordt op een luchthartige manier de herkomst van de titel verduidelijkt. Beckett woonde na de oorlog in Parijs. Op de hoek van de straat stond een groep mensen. De auteur vroeg wat ze deden. Een van hen zei: ‘Nous attendons Godot.’ Godot was de oudste renner, die als laatste langs zou fietsen. Als hij tenminste nog meedeed. Hierdoor kwam Beckett op het idee voor het toneelstuk dat hem wereldberoemd zou maken.

De uitdrukking gaf nog aanleiding tot allerlei grappige persiflages en woordspelingen. Zo verscheen in 1997 een boek van Andy Martin: ‘Wachten op Bardot’ (over het Franse sexsymbool Brigitte Bardot).

Ammehoela.

“De overheid staat op de bres voor de zwakken? Ammehoela.”
Deze zin stond midden jaren tachtig van vorige eeuw in het Parool. Ammehoela is goed Hollands voor ‘daar geloof ik niks van’ of ‘daar komt niets van in’, ‘nooit van m’n leven’. Het is een standaard­kreet die twijfel, ongeloof of afwijzing uitdrukt.

Riemer Reinsma nam ‘ammehoela’ op in zijn woordenboek van Neologismen (1984) maar een nieuwvorming was het destijds niet. Deze aan de volksmond ontsproten uitdrukking was al in de jaren twintig courant, vnl. onder de schoolgaande Nederlandse jeugd.
In een Amsterdamse revue uit 1928, waarvan de dialoog vaak wordt toegeschreven aan revuekomiek Johan Buziau (geestelijke vader van het woord foetsie), komt de uitroep al voor. Tijdens een tweespraak zegt iemand: Ik ben de koning, waarop een ander antwoord: Ha, ha jij koning? Aan me hoela.
Dit gezegde ging dan gepaard met een handklap op de naar achteren gestoken bil. Repliek van de eerste spreker: Ja, ik ben koning Amenhoellah.
Ook Wim Sonneveld gebruikte de uitdrukking al in een liedje in 1947.

Maar wellicht heeft Jasperina de Jong de kreet bij het grote publiek bekend gemaakt, en wel met de titelrol in Cy Colemans musical ‘Sweet Charity’, een stuk dat in 1969 voor het eerst opgevoerd werd. In deze show ging de uitroep vergezeld van de traditionele bilklap, alsof de actrice wou zeggen: ‘an me reet’ (een volkse uitdrukking voor ‘dat nooit’).

Ammehoela is echter niet alleen een nette variant voor dit laatste, het is tevens een zinspeling op de voormalige koning van Afghanistan, Amanoellah, die in de jaren twintig van de twintigste eeuw menigmaal in het brandpunt van de belangstelling stond.
Nu is de overname van exotische namen en functies in ons taalgebruik zeker niet merkwaardig. Het woord snoeshaan bijvoorbeeld is volgens sommigen afgeleid van de Soesoehoenan, de vorst van Soerakarta op Java.

En zo stond koning Amanoellah aan de wieg van de volkse uitdrukking ‘ammehoela’, ook wel ‘an me hoela’.
Zo schreef W.F. Hermans in ‘Uit talloos veel miljoenen’ (1981): In Rusland is het heerlijk! In het Arbeidersparadijs! Me hoela!

Amanoellah (1892-1960) besteeg de troon in 1919 (nadat zijn vader werd vermoord). Na een inval in voormalig Brits-Indië herkreeg Afghanistan zijn soevereiniteit en bekwam de koning veel aanzien onder zijn volk. Hij stond echter voor een heidens karwei: het land hervormen naar westers model. In 1923 voerde hij een grondwet in. Tevens stimuleerde hij het onderwijs en schafte hij de veelwijverij af. Kinderhuwelijken werden verboden. De radicale hervormingen werden door de bevolking niet altijd in dank aanvaard, vooral niet toen iedereen in Kabul verplicht werd westerse kledij te dragen. Dat bleek een brug te ver want toen ging het volk twijfelen aan de trouw van de koning aan de islam. Na een opstand deed Amanoellah in 1928 troonsafstand ten gunste van zijn oudste broer, Inajatoellah. Toen bleek dat de nieuwe koning al binnen drie dagen was afgetreden, probeerde hij de troon opnieuw te bestijgen maar werd verslagen. Hij vestigde zich definitief in Europa (te Rome) waar hij regelmatig in society-kringen werd gesignaleerd. Dat maakte hem tot mikpunt van de boulevardpers. De bilklap die de uitroep ‘ammehoela’ op het podium begeleidde, moest wellicht duidelijk maken dat de koning van zijn volk een schop onder het achterste had gekregen. We hebben hier dus duidelijk te maken met een eponiem, een Oudgrieks woord dat ‘naamgevend’ betekent.