29 juli 2006

De missionarishouding. Deel I

Onderzoek heeft uitgewezen dat vrouwen tijdens de coïtus meer dan mannen voorstander zijn van de traditionele missionarishouding. Daar tegenover staat dat vrouwen makkelijker een orgasme bereiken als ze bovenste partij zijn.

Voor alle duidelijkheid: de missionarishouding is de meest voorkomende seksuele positie waarbij de man bovenop ligt en beide partners met de gezichten naar elkaar liggen. Het is de 'figura veneris prima', letterlijk: het eerste liefdesstandje, daarom ook wel de 'Adam en Eva-houding' genoemd.

Hoe ongewoon het ook lijkt: missionarissen in ontwikkelingslanden zouden de bevolking duidelijk gemaakt hebben dat deze door de Kerk geoorloofde methode niet als zondig werd beschouwd. Naar verluid stamt de benaming van de Polynesische volkeren die in de ogen van de westerse zendelingen maar wat aanrommelden. Op seksueel gebied zouden de inboorlingen totaal geen gêne gehad hebben. Ze hadden te veel manieren om de 'oudste beweging ter wereld' te maken. Hun misprijzen voor het fantasieloze westerse seksleven spreekt dan ook uit de benaming die ze gaven aan onze copulatiepositie.

Het lijkt wel een prostitutieterm te zijn maar eigenlijk hebben we te maken met een internationaal begrip dat al door veel beroemde schrijvers, o.a. Paul Theroux, wereldkundig werd gemaakt.
In het Engels komt de term (missionary position) sedert de tweede helft van de twintigste eeuw voor. Amerikaanse studenten kennen zelfs de slangterm 'missionary man’: een saaie seksuele partner.

Fransen gebruiken naast de benaming 'position du missionaire' (wel opgenomen in de Petit Robert maar eigenaardig genoeg niet in het Franse standaardwerk over het erotisch taalgebruik: ‘le Dictionnaire érotique’ van Pierre Guiraud) ook de omschrijving 'baiser a la bourgeoise'. De Spaanstalige landen kennen eveneens 'el Misionero'.

Het geloof dat missionarissen de gewoonte hadden om met de inheemse volkeren seks te bedrijven in de missionaris-of zendelingenstand is wijd verbreid maar gebaseerd op een misverstand. Misschien is het wel voorgekomen maar dan heette het ongetwijfeld anders.

The Daily Telegraph rapporteerde ooit dat in sommige Amerikaanse staten een vrouw een echtscheiding kan bekomen indien haar echtgenoot met haar de liefde bedrijft op een andere wijze dan de 'bekeerstand'.

In het minder puriteinse Europa zijn feministen vaak minder te spreken over deze door de moraalridders gepredikte coïtushouding. Germaine Greer sprak er zelfs vernietigende woorden over tijdens een interview met Humo op 24/1/1985 (de eerste keer dat ik de term 'missionarishouding'-weliswaar in vertaling - tegenkwam):

"Die mentaliteit van 'Wij zijn hier, bespring ons maar, neuk ons naar hartelust, daar moet komaf mee worden gemaakt. Dat is nergens goed voor, net zo min als altijd die missionarishouding: de vrouw onder, de man boven, penis in de vagina en dan leegspuiten."

25 juli 2006

Indië verloren, rampspoed geboren.

De titel hierboven is een nostalgische kreet die verwijst naar de tijd van de kolonies, toen Nederlands-Indië nog bestond.

De negatieve connotatie blijkt vooral uit wat soms volgt, nl. ‘wat wij in tientallen jaren hebben opgebouwd, breken zij in luttele jaren af.’ Noch het WNT, noch Van Dale maakt melding van deze gevleugelde uitdrukking.

Oudste bewijsplaats tot nu toe is de gelijknamige titel van een brochure (24 pagina’s) uit 1914 van Jhr. Dr. C.G.S. Sandberg. De tekst begint aldus: 'Het is zeker een verblijdend verschijnsel, dat allerwege in ons land eindelijk de belang­stelling levendig wordt voor onze schitterende Overzeesche gewesten. Het is verblijdend, daar het voor ons als Volk noodzakelijk werd, en ik hoop in het navolgende te zullen kunnen bewijzen, dat mijn spreuk: ,,Indië verloren, Rampspoed geboren'' niet is een aardig, pakkend rijmpje, maar nuchtere, heel nuchtere, eenvoudige waarheid.' Voorlopig kunnen we stellen dat Sandberg de spreuk heeft bedacht, al kan hij hem natuurlijk al eerder gebruikt hebben.

In 1924 stond volgende advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant:

“Indië verloren, rampspoed geboren! De Arbeidsbeurs voor den oud-Ind. Militair, Oude Varkensmarkt 41, te Nijmegen, vraagt arbeid voor de ex-bewakers van Indië.”

21 juli 2006

Het glazen plafond.

In 1993 benoemde VB Magazine, het zakenblad voor vrouwen, koningin Beatrix tot president-directeur van de bv Nederland, onder het motto: "Zij is de enige werkende vrouw in Nederland die nooit een Glazen Plafond heeft moeten doorbreken. Dat ze ooit de top zou bereiken stond immers al bij haar geboorte vast.'

Het glazen plafond is de onzichtbare, psychologische barrière die vrouwen ondervinden om de top van een bedrijf te bereiken. Vanuit feministisch standpunt: het vermeend mannelijk complot tegen vrouwen die hogerop willen komen.
Het begrip werd ontleend aan het Engels. Over de uitdrukking 'glass ceiling' is al heel wat geschreven in Engelse naslagwerken. Voorlopig is een vermelding in Adweek van 1984 de oudste schriftelijke vindplaats (zie hiervoor de uitstekende Oxford English Dictionary Additions Series. Volume 3).

Volgens Godfrey Howard (The Good English Guide. 1993) zou de term in de jaren tachtig van vorige eeuw gelanceerd geweest zijn door 'American management consultants'. Tegen het eind van de jaren tachtig zou de uitdrukking volgens hem ook in Groot-Brittanië in zwang zijn geraakt .
Anne H. Soukhanov trekt maar liefst anderhalve pagina uit om 'glass ceiling' nader te omschrijven in haar prachtige boek 'Word Watch. The Stories behind the words of our lives' (1993). Zij stelt o.a. dat de uitdrukking in het midden van de jaren tachtig geïntroduceerd werd door de Wall Street Journal. De interesse werd verder aangewakkerd begin jaren negentig 'because of the Labor Department's intended 'glass ceiling reviews' of US corporations.'
De auteur citeert verder nog een boek uit 1987: 'Breaking the Glass Ceiling: Can women reach the top of
America's Largest Corporations'.

Ook William Safire (Safire's New Political Dictionary. 1993) stelt dat de uitdrukking midden jaren tachtig ontstond. Hij citeert nog een ander boek uit 1988: 'The glass ceiling. The broken ladder. The great wall'. De auteur noemt geen geestelijke vader maar meent dat de uitdrukking gevormd werd naar het voorbeeld van 'price ceiling'. Hij noemt ook nog een hardere variant van de 'breekbare' glass ceiling, nl. the 'Lucite ceiling'.

18 juli 2006

De nieuwe dildo's.

Dildo kennen wij vooral in de betekenis van 'kunstpenis van plastic of rubber'.
Sedert eind jaren tachtig van vorige eeuw wordt het ook als scheldwoord gebruikt voor een vreemd of waardeloos persoon. Denken we hierbij aan de overdrachtelijke betekenis van lul.
Dildo als invectief wordt voor het eerst vermeld in het Nationaal Scheldwoordenboek van Kristiaan Laps uit 1984. Ongetwijfeld hebben wij het overgenomen van Engelssprekenden die het gebruiken in de zin van sufferd of lul. In Amerika kent men het ook nog in de betekenis van een verwijfde man.

Uit historische documenten blijkt dat dildo’s (de seksattributen dus) al gebruikt werden in het oude Griekenland. Ze werden gemaakt van hout of opgevuld leder.
Volgens de ‘Dictionary of Early English’ van Joseph T. Shipley (1968) was dildo een nonsenswoord dat in talrijke gewaagde liedjes uit de zestiende en zeventiende eeuw voorkwam. De vroegste vermelding in het Engels is een schunnig gedicht van Thomas Nashe (1567-1601): ‘The choice of Valentines’.
Daarin weigert het lid van de dichter op een cruciaal moment dienst. Hij wijst het aldus terecht: ‘My little dildo shall supply your kind. A youth is as light as leaves in the wind; He bendeth not, not foldeth any deal, But stands as stiff as he were made of steel.’ Ook William Shakespeare gebruikte het woord in ‘The Winter’s Tale’ (1610-11).

Over de etymologie is al heel wat te doen geweest. Volgens sommigen is het de Spaanse naam van een cactus, nl. de ‘Cephalocereus Royeni’ (die wel een fallusvorm heeft maar toch eerder prikkend dan prikkelend te noemen is). Anderen zien er het Italiaanse woord ‘diletto’ (genot) in terug. Ook het Arabisch zou een bron kunnen zijn, nl. ‘doeldoel’ (dat wat bungelt). Het Engels zelf valt ook niet uit te sluiten. ‘Dally’ (speeltuig) is dan een mogelijkheid, maar ook een samentrekking van de woorden ‘this will do’ of het slangwerkwoord ‘to diddle’, dat zowel ‘foppen’, ‘neuken’ als ‘masturberen’ en ‘op een prettige manier de tijd passeren’ kan betekenen.
De laatste omschrijving vinden we overigens terug in de Italiaanse benaming voor een dildo, nl. ‘passatiempo’. Er kan ook verwantschap zijn met het Australische woord ‘dillypot’ (rijmslang voor ‘twat’, kut). Een andere herkomstverklaring, die nog nergens gesuggereerd werd, is een mogelijke verwantschap met het Franse argotwoord ‘dille’ (penis), in de zestiende eeuw reeds door Rabelais gebruikt! Vraag is natuurlijk waarom de Fransen zelf dan het woord ‘dildo’ niet gebruiken. Zij verkiezen immers andere benamingen, zoals: ‘bientateur’ (goeddoener); ‘consolateur’ (trooster) en ‘godemiché’ (van het Latijnse ‘gaude mihi’: doe mij een genoegen). In Duitsland heeft men het over een ‘Phallus Phantom’.

Als scheldwoord is dildo nu ook in ons taalgebied in opkomst. Eind jaren negentig stond er in NRC Handelsblad:
'Jammer dat die dildo's uit Rotterdam zich ook op deze pagina gaan uitleven.’

10 juli 2006

Uit de periferie van de Engelse taal.


Lezers van mijn weblog kennen ondertussen ongetwijfeld Grant Barrett. Niet alleen is hij de oprichter en bewerker van de populaire website ‘Double-Tongued Word Wrester’ (zie de link onderaan rechts), ook publiceerde hij ‘Hatchet Jobs and Hardball. The Oxford Dictionary of American Political Slang’ en is hij samensteller van de Historical Dictionary of American Slang voor Oxford University Press (de twee eerste delen van dit monumentale werk verschenen bij Random House).

Nu heeft hij een nieuw, prachtig woordenboek op de markt gegooid: ‘The Official Dictionary of Unofficial English.’
Hierin werden 750 splinternieuwe woorden opgenomen uit de periferie van de Engelse taal. Het gaat vooral om slang, jargon en dialect maar ook om neologismen die door de gerenommeerde woordenboeken al jaren verwaarloosd worden. Woorden en uitdrukkingen die modieus zijn op straat, zelfs nieuw in cyberspace (een belangrijke bron van Barrett is Usenet) maar die bijvoorbeeld Webster en consorten nog niet gehaald hebben.

Als je de enorme lijst citaten bij ieder lemma ziet dan vraag je je af hoe dit mogelijk is.
Eén woord springt er een beetje uit omdat het wel overbekend is (en beslist in de meeste woordenboeken staat) : ‘the big apple’, de bijnaam van New York. Reden voor opname is de verrassend nieuwe etymologische informatie.
Een paar woorden komen ook ons bekend voor: rollator bijvoorbeeld (dat in de VS al in 1996 werd opgetekend), sag wagon (de bezemwagen in wielerjargon, met een vindplaats uit o.a. 1967), lesbian bed death (bij ons bekend als ‘beddedood’), tiger kidnapping (de laatste tijd eveneens populair in de lage landen ). We vinden zelfs een paar Duitse termen: Leitkultur;
(diep inademen:) Verwaltungsvereinfachungsmassnahmen en Zeitgeber.

Bij sommige woorden denk je met ééndagsvliegen te doen te hebben, maar nogmaals: de vele citaten uit diverse bronnen en jaren spreken dit tegen.
De oorlog in Irak en de strijd tegen het terrorisme zijn blijkbaar een goudmijn voor lexicografen. Een kleine greep: Eye-wreck (bijnaam van Irak); fobbit; haji; hawasim; Mortarville (Irak); Muzzie (moslim); Rummy’s Dummies (de Amerikaanse soldaten onder het leiderschap van Donald Rumsfeld); the sandbox (het Midden-Oosten); Trashcanistan (Afghanistan) enz.

Ik kan hier de loftrompet blijven steken maar jammer genoeg ontbreken tijd en plaats.
Iedere taalliefhebber zou dit buitengewoon informatieve boek moeten kopen. Het is overigens niet duur: ongeveer 15 euro voor 412 pagina’s met de nieuwste Engelse aanwinsten.

‘Nieuwste’ is hier in de meeste gevallen met een korrel zout te nemen. Sommige woorden kregen zelfs vindplaatsen uit het begin van de twintigste eeuw. Desondanks werden ze in de meeste woordenboeken niet opgenomen. Nog maar eens een bewijs dat woordenboeken nooit compleet kunnen zijn.
Grant Barrett: The Official Dictionary of Unofficial English.
ISBN 0-07-145804-2
McGraw Hill

08 juli 2006

Gladde glibbers.

Een gewiekst en ook wel akelig persoon noemen we in de volksmond wel eens een ‘gladde glibber’. Velen denken wellicht meteen aan dat bekende stripverhaal van Suske en Wiske: ‘De gladde glipper’.
En in de Donald Duckverhalen is er sprake van een geldschieter Gladde Glibber (de oorspronkelijke Engelse naam is Soapy Slick).

Glibber is echter ook een scheldwoord voor een Leidenaar. De juiste naam is eigenlijk ‘glipper’, afgeleid van het werkwoord ‘glippen’ (wegvluchten). Aanvankelijk betekende het dan ook vluchteling. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het gebruikt als schimpnaam voor burgers en edelen die uit de steden waren gevlucht en met de vijand (de Spanjaarden) meeheulden. Een glipper of glibber was dus een collaborateur. Het woord gaat terug op de tijd van het beleg van Leiden in 1574 toen foute Leidenaars overliepen naar de Spanjaarden. Te Leiden zelf worden de twee uitspraken gebruikt: met dubbele p of met dubbele b. Tegenwoordig is het meer een geuzennaam dan een scheldwoord geworden.

Gladde glibbers zitten tegenwoordig veel in de televisiewereld. Kees van Kooten zei bij de uitreiking van de Gouden Ganzenveer in 2004 het volgende:
“De eerste televisiefiguur die allebei mijn ouders tegen de haren in streek was de Belg Jan Theys. Dit was een showmaster die bij de presentatie van het songfestival in vijf talen ‘dames en heren goedenavond’ kon zeggen en daarom eerbiedig werd betiteld als ‘de sprekende vierkleurenballpoint’, maar mijn moeder noemde Jan Theys ‘een gladde glibber.’”