Van ram werd ook het werkwoord rammen afgeleid.
In het begin van de twintigste eeuw komt het al voor in de betekenis van ‘vechten; in elkaar slaan’. W. L. H. Köster Henke maakt er melding van in ‘De Boeventaal. Zakwoordenboekje van het Bargoensch of de taal van de jongens van de vlakte’(uit 1906). Hij geeft als voorbeeld: Als jullie ‘rammen’ willen, gaat dan op de vlakte (de straat)! Sedert begin jaren tachtig van vorige eeuw kennen we ook het zgn. potenrammen: het aftuigen van homoseksuelen (meestal door skinheads of extreemrechten). In Engeland noemt men dit fenomeen queer-bashing. Amerikanen houden het bij fag-busting, terwijl Duitsers de uitdrukking Schwule ticken gehen gebruiken.
Feministentijdschrift Opzij wijdde er in het decembernummer van 1998 een artikel aan. Seksueel geweld, potenrammen, terreur, een toenemend aantal jongens deinst er niet voor terug.
Wie zich schuldig maakt aan het potenrammen of homootje rossen wordt een potenrammer genoemd. Gerrit Komrij in ‘Averechts’ (1980): Hij en z’n vrienden, vertelde hij, hadden zich bij de Amsterdamse gemeenteraad beklaagd over de ‘potenrammers’.
Rammen heeft nog andere gewelddadige connotaties. Sedert de jaren zestig van vorige eeuw wordt het werkwoord ook gebezigd in de zin van ‘copuleren’, vooral dan gezien vanuit het standpunt van de man. Schrijvers zoals Jan Cremer en Heere Heeresma hebben het woord meermaals in deze betekenis gebruikt.
Ook in het Engelse slang bestaat er een werkwoord to ram. De term impliceert dierlijke kracht en brute assertiviteit. Kiliaen vermeldt het woord reeds in deze zin in zijn ‘Etymologicum teutonicae linguae’ (16de eeuw) maar beschouwt het als verouderd. Hij denkt aan het bespringen op de wijze der bokken.
Van rammen werd ook het zelfstandig naamwoord rammerd afgeleid, in het Bargoens een aanduiding van een geil vrouwspersoon.
Misschien heeft dit te maken met het ‘tochtig zijn (van schapen)’, hetgeen men eveneens rammen noemt (WNT XII). De Amsterdamse penozefiguur Haring Arie kende dit woord blijkbaar goed want het komt meermaals voor in zijn boeken. Uit ‘Een leven aan de Amsterdamse zelfkant’ (1968): Wat trok zo’n ouwe rammert dan een porum.
Het werkwoord rammen heeft tenslotte nog een paar andere betekenissen die (nog) niet in de woordenboeken vermeld staan. In de jeugdtaal van de jaren tachtig kan rammen ook ‘eten’ beduiden, bijvoorbeeld een patatje rammen. In het wielerjargon gebruikt men het woord wel eens voor ‘keihard (op kop) blijven rijden’ en voor voetballers is het een synoniem voor ‘iemand hard tackelen’. En om dit ramhoofdstuk af te sluiten: computerfreaks noemen hun toetsenbord vaak smalend hun ramplank.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.