26 februari 2006

Hufterproof

Een hufter is een lomp persoon of een pummel. Volgens de aanvullingen van het WNT werd het woord vanaf 1871 opgetekend. Van Dale stelt dat we te maken hebben met een afleiding van huft (een variant van hucht: struikgewas, paal, galg), waardoor de grondbetekenis dus zal zijn: ‘iem. die aan de galg hoort’.

Nieuwe samenstellingen met het scheldwoord hufter zijn: hufterproof (bestand tegen vandalisme. Bijvoorbeeld: Straatmeubilair moet 'hufterproof' zijn.) en hufter-tv (programma’s waarin makers er genoegen in scheppen om hun gasten tot de grond toe af te branden, hen perverse dingen te laten doen of mensen op extreme manieren lastigvallen).

Grondlegger van de hufter-tv is wellicht Wim T. Schippers, bedenker en maker van programma’s als ‘De Fred Haché Show, De Barend Servet Show’ en ‘Waar Heb Dat Nou Voor Nodig?’, waarmee hij met behulp van bloot, schimpscheuten en baldadigheden half Nederland op de kast kreeg).

20 februari 2006

Brokkenpiloten.


Een onervaren of roekeloze chauffeur die de verkeersregels aan zijn laars lapt en hierdoor het leven van anderen in gevaar brengt, noemen we al sinds het begin van de twintigste eeuw een ‘wegpiraat’ of een ‘zondagsrijder’. Dit laatste woord werd wellicht voorafgegaan door ‘zondagsruiter’, dat al in 1900 werd opgetekend (in de Militaire Spektator).

Voor een piloot of chauffeur die ongelukken veroorzaakt, gebruiken we ook wel eens de aanduiding ‘brokkenpiloot’. Bij uitbreiding ook van toepassing op een onhandig persoon; iemand die voortdurend stukken maakt of dingen fout doet; een stumper of sukkel.
Van Dale nam het woord voor het eerst op in de editie van 1976. Vermoedelijk is het een paar decennia ouder. Ongetwijfeld hebben wij ‘brokkenpiloot’ ontleend aan het Duits (Bruchpilot).

Volgens de Duitse lexicograaf Heinz Küpper wordt het woord in het Duitse taalgebied gebruikt sedert de eerste wereldoorlog. In 1941 was in Duitsland de speelfilm ‘Quax, der Bruchpilot’ erg populair. De film, naar een boek uit 1936 van Hermann Grote, had Heinz Rühmann in de hoofdrol. De vertoning hiervan verschafte het woord ook in onze contreien de nodige bekendheid.

Het WNT, de schatkamer van onze woordenschat, geeft een vindplaats uit 1962 (C. Steffen: Onderzoek naar psychologische facetten van goed en slecht autorijden alsmede de invloed van alcohol daarop).



15 februari 2006

Le Beaujolais nouveau est arrivé.

Iedereen kent deze populaire slogan waarmee de beroemde wijn gepromoot wordt.
De Beaujolais Nouveau is synoniem geworden van een ongeëvenaard succesvol marketing­concept. Eén symbolisch zinnetje heeft er voor gezorgd dat de Beaujolais één van de bekendste wijnen van de wereld is geworden.

De opmars begon na de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal doet de ronde dat de nazi’s alle wijn hadden mee­genomen naar Duitsland. Hierdoor waren allerlei kunstgrepen nodig om dorstige Fransen in de herfst van 1945 aan hun alcoholisch gerief te helpen. Een snel gistingssysteem zorgde ervoor dat anderhalve maand na de oogst een extreem jonge Beaujolais op tafel stond. De wijn werd vooral een begrip in de eethuizen en cafés van Lyon. Eén en ander had ook te maken met de protectionistische maatregel waarbij op wijnen uit concurrerende gebieden veel meer accijns moest worden betaald. Internationaal brak de Beaujolais nouveau een decennium later door.

Bij de slagzin ‘Le Beaujolais nouveau est arrivé’ heeft mogelijk de associatie meegespeeld met ‘Le jour de gloire est arrivé’ uit de Marsellaise. De kreet werd ondertussen meermaals gepersifleerd, meestal m.b.t. iets dat als vernieuwend wordt beschouwd. Een bespreking van een nieuwe film van Spielberg zou bijvoorbeeld kunnen beginnen met de zin: ‘Le nouveau Spielberg est arrivé.’

06 februari 2006

Margarinebriefjes en woprelaties.

Aan het eind van de twintigste eeuw raakte de huwelijksromantiek weer in (denken we maar aan succesvolle televisieprogramma’s zoals de Honeymoonshow e.d.) en kwam de Nederlandse regering met het zgn. margarinebriefje voor samenwonenden op de proppen.

In de Nederlandse wetgeving dook naast de criteria 'gehuwd' en 'samenwonend' het begrip 'geregistreerd partnerschap' op. Notarissen buigen zich tegenwoordig ook over zgn. samenlevingscontracten (hierin worden de vermogensrechtelijke gevolgen van ongehuwd samenwonenden geregeld, bijvoorbeeld wanneer men samen een huis wil kopen) en verblijvingsbedingen (afspraken waarbij bepaalde gemeenschappelijke roerende of onroerende goe­deren het uitsluitend eigendom worden van één of meerdere eigenaars). Bij overlijden behoren de 'verbleven' zaken niet tot de nalatenschap van de overledene zodat diens erfgenamen de goederen niet kunnen opeisen!). Al deze termen hebben betrekking op de relatie tussen twee personen (niet noodzakelijk van verschillend geslacht) of op het intermenselijk verkeer.

Het margarinebriefje werd door het Neder­landse kabinet in maart 1993 geïntroduceerd. Mensen die niet kunnen of willen trouwen (homoparen, familieleden) kunnen thans een akte van samenwoning laten opmaken bij een notaris. Daarmee worden hun rechten beter gewaarborgd terwijl de overheid de controle op fraude meer in de hand heeft. Ongehuwd samenwonenden krijgen al een aantal jaren de mogelijkheid om zich bij de Nederlandse (en Belgische) burgerlijke stand te laten registreren.
Met een margarinebriefje, zoals een samenwoningakte in het populaire taalgebruik heet, verkrijgen zij dezelfde rechten en plichten als een echtpaar met een boterbriefje. Dit laatste is een van origine Amsterdamse benaming voor het huwelijksbewijs. Het woord is een vertaling van het Latijnse 'literae butyricae' en werd oorspronkelijk gebruikt in de zin van een aflaatbrief, een vergunning die door de kerk gegeven werd aan de eigenaar van zo'n brief om tijdens de vastenperiode boter, kaas, eieren en vlees te eten. Ook het Duitse 'Butterbrief' heeft de betekenis van vergunning. Schertsenderwijs werd het woord later ook gebruikt voor een belastingbiljet of rekening en sedert het begin van de twintigste eeuw kennen we het in de bete­kenis van trouwakte. Wellicht impliceert de benaming dat men met een derge­lijk bewijs de vrijheid bekomt tot seksuele omgang, hetgeen men zonder dit briefje mist.
Boterbriefje komen we in deze zin al tegen in de versjes van Koos Speenhoff en in het werk van Herman Heijermans. De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Israël de Haan gebruikte de term al in zijn homo-erotische roman Pijpelijntjes (uit 1904):
"Ja...als jullie gaat trouwen, trouw ik ook...met Koos of met 'n ander... zonder boterbrieffie natuurlijk..."

Blijkbaar was er toen al nood aan een margarinebriefje, een grappige variant die nu ook de nieuwste Van Dale heeft gehaald. Margarine geldt als een vervangingsmiddel voor boter.
Wie kiest voor 'samenwonen' laat dit tegenwoordig registreren door te trou­wen en wanneer dit niet kan, door het halen van een margarinebriefje. Daardoor krijgt men nu ook recht op gratis meeverzekeren in het ziekenfonds, een nabestaandenpensioen maar tegelijkertijd heeft men de plicht om elkaar financieel te onderhouden en, wanneer het slecht gaat, alimentatie te betalen. Iemand die zich niet laat registreren wordt hierdoor in Nederland beschouwd 'als 'alleenstaand'. Hij of zij verkrijgt dus geen speciale voordelen en heeft ook geen onderhoudsplicht.

Een paar decennia terug leek het nog simple comme bon jour. Halfweg de jaren zeventig van de vorige eeuw doken de eerste LAT-relaties op. LAT staat voor 'living apart together en verwijst naar een alternatieve liefdesverhouding waarbij beide partners elk over een eigen woonruimte beschikken. LAT-pioniers waren Liesbeth List en Cees Nooteboom. Uit bepaalde- vaak financiële overwegingen werden vele LAT-relaties (ook die van List en Nooteboom) beëindigd. Van het letterwoord LAT werd ook een werkwoord latten gevormd en een zelf­standig naamwoord latter/latster.
Vrij snel doken allerlei grappige varianten op. Een LUL-relatie betekent dat men al erg lang heel ongelukkig met elkaar is: 'living unhappily long'. Wie wat los in de broek zit, kiest natuurlijk voor een WOP-relatie:'wippen-ontbijten-pleite’.

01 februari 2006

Neologismen uit Duitsland.


Af en toe willen we op dit weblog een paar oudere boeken signaleren. Voor de tweede maal: neologismen uit Duitsland.
In de reeks "Thema Deutch" van Duden verscheen in 2003 Band 4: 'Von aufmüpfig bis Teuro'. ISBN 3-411-04201-x. Prijs: € 24,75. Pagina's: 345.
Het boek bestaat uit 2 delen. In het eerste deel beantwoorden meerdere auteurs vragen zoals:
Wat verstaat men onder 'Woord van het Jaar' en welke criteria worden hierbij gebruikt? Welke woorden werden uitgeroepen tot 'Woord van het Jaar' en waarom? Bestaat er iets dergelijks in andere landen?
Het tweede deel is interessanter. Daarin komen 223 neologismen uit de periode 1971-2002 alfabetisch aan bod. Dit is uiteraard niet veel maar ieder woord krijgt een tamelijk uitvoerige omschrijving door steeds weer een andere auteur.
Een willekeurige greep: Besserwessi, Big-Brother-Haus, Bush-Krieger; Euroland; Generation X, genmanipuliert, Globalisierung; Homo-Ehe; Kinderschänder (waarbij Dutroux in beeld komt), Kurzarbeit Null, Leitkultur, Mauerspecht enz.
Achteraan in het boek vind je nog een chronologische lijst met 'Woorden van het Jaar' uit andere landen.