27 november 2009

Hebbeding.

Een ‘hebbeding’ is een aardig niemendalletje; iets dat weinig of geen nut heeft maar dat leuk is om te bezitten. Het woord zelf bestond al aan het begin van de twintigste eeuw, zij het in een iets algemenere betekenis. Köster Henke vermeldt het in zijn Zakwoordenboek van het Bargoens (1906), met als omschrijving `zaken'. In het Bargoens werd het overigens uitsluitend in de meervoudsvorm gebruikt.
Eind jaren zeventig van vorige eeuw dook `hebbeding' op in de huidige betekenis. Het werd in die zin voor het eerst gebruikt door Studio Bazar, als aanprijzing van speciale cadeautjes. Een synoniem is gadget. Eén enkele keer dook ‘hebbeding’ op als aanduiding van een seksueel aantrekkelijk persoon. In Vrij Nederland lazen we in de jaren tachtig over popicoon Madonna: “Feministen begonnen te schuimbekken omdat Madonna zich als een soort hebbedingetje aanbood aan de mannen en jongens in haar publiek.”

23 november 2009

Paparazzi.

Sinds 1997 kent iedereen de term ’paparazzo’ voor een persfotograaf die op verbeten wijze  privékiekjes maakt. Deze plaatjes van prominenten worden vervolgens voor veel geld verkocht aan de sensatiepers (Duitsers hebben hiervoor het mooie woord ‘Regenbogenpresse’, Engelssprekenden hebben het over de ‘yellow press’).
Op 31 augustus 1997 kwam Diana, prinses van Wales, bij een auto-ongeluk in Parijs om het leven. De achtervolgende paparazzi kregen destijds de schuld. Als kwijlende sint-bernardshonden hadden ze achter haar aan gezeten. Het was niet de eerste en ook niet de laatste keer dat allerlei beroemdheden problemen hebben met opdringerige persfotografen. Kroonprins Willem-Alexander lust hen blijkbaar ook rauw. Begin oktober bepleitte de prins samen met zijn gemalin meer respect voor hun privacy. Het echtpaar prefereert immers zorgvuldig geregisseerde ‘Kodakmomentjes’. Plaatjes schieten kan enkel nog op aanvraag.

Waarom is ‘paparazzo’ tegenwoordig toch zo’n scheldwoord geworden? Dit Italiaanse woord verwijst naar de gelijknamige fotograaf die voortdurend Anita Ekberg achtervolgt in de film ‘La dolce vita’ uit 1960 van Federico Fellini. Die prent geeft een evocatie van de Italiaanse hogere kringen vanuit het standpunt van een meedogenloze fotograaf.
Deze ‘signore Paparazzo’ ziet de wereld door zijn éénogige spiegelreflexcamera. Volgens de ene bron komt zijn naam uit een Italiaans dialect voor een ‘zoemend insect’, volgens een andere bron was het Fellini’s scenarist, Ennio Flaiano die ‘paparazzo’ aan de beroemde regisseur zou gesuggereerd hebben. Zelf had hij deze ‘prestigieuze’ naam (zoals hij het noemde) ontleend aan ‘Salle Rive dello Ionio’ (uit 1957), een Italiaanse vertaling (door Margherita Guidacci) van George Gissing’s reisboek ‘By the Ionian Sea’ (1901). Daarin zou een personage de naam dragen van Coriolano Paparazzo.
Het woord heeft in Italië altijd negatieve associaties opgeroepen. Vooral het suffix zou erg pejoratief klinken in de taal van Dante. Niet alleen doet het denken aan het Italiaanse ‘razzo’ (raket) maar eveneens aan het schuttingwoord ‘cazzo’ (mannelijk lid).
Dacht u dat we met de ‘paparazzi’ het ergste van de schandaalpers hebben meegemaakt? Vergeet het, de nieuwste trend wordt geleverd door de ‘scumerazzi’, waarbij het Engelse voorvoegsel ‘scum’ slaat op ‘uitschot, schorem, tuig van de richel’. Wat ruist daar in het struikgewas? De scumerazzi. 

18 november 2009

Cool, paps!


Wie graag naar blues of jazz luistert, een voorliefde heeft voor film noir en verder regelmatig pulpromannetjes leest, zal dit boek verslinden. Het bevat meer dan duizend woorden en uitdrukkingen, gebruikt ten tijde van de beatgeneratie. Voor de cultuurbarbaren en de jongere snaken citeer ik toch maar even Van Dale: “een groep jongeren in de VS van de jaren ‘50 van de twintigste eeuw die zich verzette tegen de burgerlijke moraal en door een verhoogde levensintensiteit (d.m.v. seks, drugs, jazz e.d.) tot kennis van de metafysische werkelijkheid probeerde te komen.”
Onderwerpen zoals seks, drank, drugs en muziek komen dan ook ruim aan bod. De auteur behandelt het taalgebruik van Engelssprekende jongeren (de hipsters, moochers, weedheads, bandrats, snowbirds enz.) tijdens de eerste helft van de vorige eeuw. De titel van het boek zou je naar de hedendaagse tienertaal kunnen vertalen met ‘gaaf, cool, vet’. Het gaat hier om een herziene uitgave (de eerste editie verscheen in pocketformaat in 2000 en viel nauwelijks op).
Deze tweede editie is in ieder geval prachtig geïllustreerd (met o.a. covers van pulpboeken en films uit de bewuste periode). Je zou het bijna een koffietafelboek noemen maar het is vooral een handig naslagwerk. Bij de meeste lemma’s vind je voorbeelden uit literatuur of liedjesteksten. Auteur, Max Décharné, heeft zijn huiswerk goed gedaan maar dit boek lezen voelt nergens aan als een straf. Een absolute aanrader voor wie blijven hangen is in de sixties.
Max Décharné: Straight from the fridge, dad. A dictionary of hipster slang. No exit press. ISBN 978-1-84243-288-4

15 november 2009

Huisje-boompje-beestje.

Tegenwoordig is huisje-boompje-beestje een cliché voor een kalm en ongestoord leventje.
Meestal wordt het gebruikt voor mensen die vasthouden aan de dagelijkse rituelen en zich op een voorspelbare wijze gedragen. Misschien is de uitdrukking ontleend aan het machinistenjargon. Daarin betekent huisje-boompje-beestje rijden eigenlijk ‘op zicht rijden’. Hierbij moet men zich oriënteren op de omgeving, waarbij men kijkt naar elementaire zaken als huizen, bomen en beesten.
In het boek Fokker G-1: de dubbelstaarts-jachtkruiser die een legende werd, uit 1981, wordt huisje-boompje-beestje echter met een ander jargon in verband gebracht. Volgens de auteur, Hugo Hooftman, maakte de Nederlandse luchtmacht in de oorlogsdagen van mei 1940 op grote schaal gebruik van de Hu-Bo-Bé-techniek, het ‘huisje-boompje-beestje vliegen’. Dit hield in dat er rakelings over de grond werd gevlogen zodat bij wijze van spreken voor ieder huisje, ieder boompje en ieder beestje moest worden opgetrokken. Op die manier kon de vijand de toestellen moeilijk waarnemen.

10 november 2009

Milfs.

Je bent jong en je wilt wat! Een appetijtelijke oudere vrouw bijvoorbeeld.
Vergeet die populaire zegswijze over de oude bok en het groene blaadje. Tegenwoordig zijn de rollen omgedraaid. Anno 2009 willen gezonde jonge kerels maar al te graag het boek der schepping doornemen met een wat oudere en dus rijpere vrouw.
Vanuit Amerika komt het begrip ‘Milf’ overgewaaid. Voor wie nog niet is ingewijd: ‘Milf’ is een Engels acroniem voor: ‘mother I’d like to fuck’, vrij vertaald: een rijpere, seksueel aantrekkelijke vrouw (met alle lichamelijke kenmerken, dus ook euvels).
Ik weet het uit goed ingelichte bron, beste lezers: op pornosites zouden tienermeisjes en ‘college girls’ uit de categorie ‘barely legal’ reeds in populariteit voorbijgestreefd zijn door de ‘milfs’. Kranige besjes die ‘milfs’.
Het woord werd in 1995 voor het eerst opgetekend in het Amerikaanse blad Playboy maar kreeg vooral bekendheid dankzij de cult tienerfilm ‘American Pie’ (1999). Volgens de Oxford English Dictionary bestaat er een Amerikaanse band Milf, opgericht in 1991. De woordvoerders van die band verklaarden in de pers dat zij hun naam destijds ontleenden aan dit acroniem. Tot op heden werden echter geen bewijzen gevonden dat ‘milf’ voor 1995 werd gebruikt in hogergenoemde betekenis.
Bekende voorbeelden van ‘milfs’ zijn Demi Moore en Jade Jagger. Milf heeft een pornografische bijklank. Het woord wordt vooral gebruikt door jeugdige macho’s tijdens informele gesprekken of chatsessies. In de homogemeenschap komt de tegenhanger ‘DILF’ voor. De ‘d’ staat hier voor ‘daddy’. Je hebt ook nog de ‘gilf’: granny I like to fuck. Vuurwerk verzekerd!

08 november 2009

Fokkie en het zwarte goud.

Neen, dit is niet de titel van één of ander stripverhaal. Vandaag gaan we het hebben over koffie. Jaren geleden, toen het leven nog simpel was, hadden we het over een ‘bakkie troost’ (leut, slobber en noem maar op). Ja, zelfs de weinig politiek correcte term ‘negerzweet’ hoorde je wel eens. Die tijd is lang voorbij. Zucht….
Tegenwoordig zeggen mensen (lees: Belgen) die nog niet goed wakker zijn en moeilijk uit hun woorden kunnen komen vooral ‘fokkie’ i.p.v. koffie. Dat hebben we allemaal te danken aan reclamebureau
Duval Guillaume dat achter de laatste campagne van Douwe Egberts zit.
Die wil ons doen geloven dat Belgen oelewappers zijn. Ze haspelen medeklinkers door elkaar wanneer ze ’s morgens opstaan en naar hun dagelijkse portie ‘zwart goud’ verlangen.
Het woord ‘koffie’ krijgen ze niet over de lippen, wel ‘fokkie’. Tetteret, wat een geniale vondst! De reclamecampagne werd bedacht in 2005. Inmiddels heeft bijna iedereen de radiospots wel gehoord, vermoed ik. Die eindigt uiteraard met de slogan: 'Je bent er 's morgens pas helemaal bij na een kopje Douwe Egberts.'

Onlangs dook het woord ‘fokkie’ zelfs op in de Vlaamse telenovelle ‘LouisLouise’ (zonder dat iemand van Douwe Egberts daarom gevraagd had, als we de makers mogen geloven). En als het zo verder gaat mag de bedenker van de succesvolle slogan zijn scheet binnenkort verzilveren. ‘Fokkie’ werd nu ook opgenomen in het jaarboek 2010 van Van Dale, het voorportaal van het echte woordenboek zeg maar. Douwe Egberts wil hiermee naar de hoofdprijs gaan, dat is duidelijk. Ze hebben dan ook kosten noch moeite gespaard.
Een internetpetitie om het woord in de grote Van Dale te krijgen heeft 8.000 handtekeningen opgeleverd. Op de sociale netwerksite Facebook konden zelfs meer dan 10.000 fans opgetrommeld worden. Uiteindelijk is hun actie gelukt (althans voor een deel). Indien ‘fokkie’ een paar jaar op rij in het Jaarboek taal komt te staan, wordt het ook opgenomen in de dikke Van Dale, ongetwijfeld de natte droom van iedere reclamemaker.
Herinneren we ons de uitdrukking ‘derde oksel’, een eufemisme voor een bepaald vrouwelijk onderdeel. Ze werd in de jaren zeventig bedacht door copywriter Jan van Lieshout, destijds werkzaam bij het reclamebureau Trend. ‘Derde oksel’ dook vooral op in advertenties over intiemspray (oorspronkelijk voor de vaginale deodorant Bidex). Ik stel vast dat Van Dale het woord inmiddels geschrapt heeft, ondanks het feit dat je het eufemisme nog geregeld tegenkomt. Onlangs nog in een recente roman van P.F. Thomése.
Iedere scheet is natuurlijk goud waard maar aan ‘fokkie’ zal ik moeilijk kunnen wennen. Fokkie. Hoe verzinnen ze het? Ik word er niet warm of koud van. Van al te enthousiaste reclamemakers, verlos ons Heer!


05 november 2009

Leuke dingen voor de mensen.


Fuckerdefuck, Van Dale heeft er weer een broertje (of zusje) bij! De nieuwste loot aan de stam heet ‘Modern uitroepenwoordenboek’. In dezelfde reeks verscheen eerder o.a. het ‘Modern eufemismenwoordenboek’ en onlangs het ‘modern Bargoens Woordenboek’ (waarover later meer).
Uiteraard is dit een boek dat ik zelf graag had willen schrijven, maar samensteller Ton den Boon heeft het meer dan uitstekend gedaan. 848 ingeburgerde uitroepen werden hier verzameld (voornamelijk Nederlandse maar ook enkele ontleend aan vreemde talen), uitroepen die allerlei emoties (zowel positieve als negatieve) uitdrukken. Ook vloeken en bastaardvloeken (potverdriedubbeltjes e.d. ) vallen onder deze noemer. De term ‘uitroep’ werd dus tamelijk breed opgevat.
Citaten uit kranten en boeken verhogen de leesbaarheid want ze verhelderen vaak de functie van de uitroepen. Voor hetzelfde geld had dit een woordenboek van ‘catchphrases’ (populair geworden kreten van stripfiguren, televisiefiguren, cabaretiers enz.) kunnen zijn, maar daarvoor ontbreken er teveel bekende kreten. Het Modern Uitroepenwoordenboek is ook moeilijk compleet te noemen. Zo mis ik bijvoorbeeld: krijg nou het apezuur! (wel vermeld zijn o.a. krijg de klere; krijg het heen en weer; krijg nou de tering); alle apies op een stokje (het woordenboek geeft wel: alle duivels; alle mensen en nog een dozijn andere); donder en bliksem; krijg nou ballen (of: tieten); ik vreet een bezem; kanone; dag meneer de koekepeer; kutjebef; mijn laars; mensenkinderen; o jee, keizersnee; pinda, pinda, lekka lekka, en zelfs ‘helaas pindakaas’ staat er niet in (wat ik erg betreur).
Hier en daar mis ik ook wat verdere uitleg (over de herkomst), bijvoorbeeld bij: ‘de dood of de gladiolen’; ‘pik in, ’t is winter’ en ‘stop de persen’. Maar laat dit het plezier niet vergallen want het Modern Uitroepenwoordenboek is een schitterend boek: amusant, leerrijk en verrassend. Dit zijn nou leuke dingen voor de mensen! Oh ja, het woordenboek telt 224 pagina's en kost 22,50 euro (sapperdeflap).

01 november 2009

Geocaching.

Geocaching staat nog niet in Van Dale maar is sinds 2000 ingeburgerd (althans volgens de Oxford English Dictionary). In de Nederlandstalige pers en op internet lees je wel eens over ‘geocoaching’ maar de juiste term is wel degelijk ‘geocaching’, een samenstelling van ‘geo(graphy)’ en ‘cache’ (schat).
Het gaat om een hippe combinatie van internet en buitensport, van wandelen, zoeken en puzzelen. Ergens in de natuur is een schat verstopt (in een holle boom, onder een bruggetje) en met behulp van een hand-GPS moeten de deelnemers (in groepjes van ongeveer 5 personen) proberen deze schat terug te vinden. Het elektronisch apparaatje geeft in lengte- en breedtegraden de plaats aan. Allemaal goed voor de teamspirit dus.
Het roept beelden op van woudlopers die gewapend met kaart en kompas door bergen en bossen stappen. Alleen zijn de beoefenaars meegegaan met de technologische vooruitgang. Het kompas is nu vervangen door een gps-ontvanger. Deze hedendaagse vorm van schatzoeken is een ware rage geworden onder computernerds en overjarige padvinders.
Wellicht weten ze het niet maar in feite hebben ze dit allemaal te danken aan oud-president Bill Clinton. Hij tekende in 2000 een wet waardoor iedere bezitter van een GPS-apparaat (Global Positioning System) signalen mag ontvangen van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Tevoren mocht dit navigatiesysteem enkel gebruikt worden voor militaire doeleinden. Ondertussen is het populair geworden bij elke outdoor-fanaat.
Een ‘geocacher’ is dus iemand die voor de sport schatten (allerlei snuisterijen en een gastenboekje, veel stelt het niet voor) verstopt, er de GPS-coordinaten van noteert, en andere schatten aan de hand van zulke coordinaten gaat zoeken.
Tegenwoordig heb je als volwassene een excuus nodig om nog eens in een boom te mogen klimmen. Bij ‘geocaching’ kan dit weer. Wie het wil kan het kind in zichzelf nog eens bovenhalen.