In een aflevering van de succesvolle Britse politieserie ‘Waking the dead’ viel de term ‘Oslo-confrontatie’. Het gaat om een bij de politie toegepaste techniek, nl. het confronteren van een getuige met een groep proefpersonen, waaronder de verdachte van een misdrijf (iemand die voldoet aan een signalement). De getuige moet dan kijkend door het zgn. confrontatieglas, een in één richting doorzichtige ruit, de dader aanwijzen tussen een aantal onschuldigen. Deze herkenningstest werd voor het eerst toegepast in 1933 in Oslo.
Procureur-generaal Haakon Sund legde daar de voorschriften van de confrontatie vast. Eén van de regels is bijvoorbeeld dat de politieagent die de getuige begeleidt niet mag weten wie de verdachte in de rij is. Op de methode is echter al heel wat kritiek gekomen. Volgens sommigen zou het voor de slachtoffers te emotioneel zijn. Ze zouden bovendien al eerder opsporingsfoto’s op televisie hebben kunnen zien. Wanneer een verdachte zijn haardracht verandert, wordt een Oslo-confrontatie trouwens onmogelijk. De term wordt blijkbaar alleen in Nederland (en België?) gebruikt. Bij de politie is ook sprake van een ‘line-up’ of gewoon een ‘confrontatie’.
In 1994 werd bij de Arnhemse rechtbank de ‘Nijmegen-confrontatie’ (videobeelden, bijvoorbeeld van een bewakingscamera) aanvaard als bewijs bij verkrachtingszaken.
Oslo-confrontatie werd opgenomen in het Jaarboek Taal 2007 van Van Dale. Vrij laat dus want in de digitale persbestanden duikt het al in 1990 op maar in politiekringen is het zonder twijfel al veel langer gangbaar.
15 januari 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.