Vorig jaar had ik het hier even over het Stockholmsyndroom. Ik haalde daarbij het redelijk absurde voorbeeld aan van vrouwen die met de regelmaat van een klok door hun echtgenoot afgeranseld worden en die ondanks de dagelijkse terreur bij hun man blijven, ja hem zelfs verdedigen indien nodig. De psychiatrie, zo schreef ik, heeft voor dit verschijnsel ooit de mooie naam ‘Stockholmsyndroom’ bedacht.
Over de herkomst van die term had ik het toen nog niet.
Een paar dagen geleden viel mijn oog op een krantenartikel rond de Belgische topgangster en drugsbaron Daniel Demuynck (alias Clark Olofsson, een Zweed die zich later tot Belg liet naturaliseren). Hij werd opgepakt tijdens een razzia in Zweden. ‘Olof’, zoals hij ook werd genoemd, maakte zijn grote criminele doorbraak in augustus 1973. Een vriend van hem stapte toen zwaarbewapend een bank binnen en gijzelde zes dagen lang bedienden en klanten.
Olof, die op dat moment voor moord op een agent in de gevangenis zat, eiste zijn vrijlating om te bemiddelen. Hij slaagde in zijn opzet en de bankoverval eindigde zonder bloedvergieten. In Zweden werd Clark Olofsson even een held. Een vrouwelijke bankbediende was zo in zijn ban geraakt dat ze, samen met andere vrouwelijke gegijzelden, ijverde voor strafvermindering.
Lang heeft het heldendom niet geduurd want een reeks bankovervallen en geweldplegingen brachten hem opnieuw achter de tralies.
Maar dankzij hem werd het Stockholmsyndroom een fenomeen. Psychiaters gebruiken de term tegenwoordig voor de vriendschapsgevoelens die slachtoffers van een ontvoering of gijzeling koesteren tegenover hun ontvoerders, gijzelnemers. Het was de Zweedse criminoloog en psycholoog Nils Bejerot die het verschijnsel deze naam gaf.
Een ander vroeg voorbeeld van het Stockholmsyndroom is de Amerikaanse Patty Hearst, de dochter van de Amerikaanse mediamagnaat Randolph Hearst, die in 1974 werd ontvoerd door een groepje Californische radicalen. Ze werd verliefd op een van haar ontvoerders en hielp de groep daarna tijdens vele bankovervallen. Onderzoek naar slachtoffers van vliegtuigkapingen, gijzelingsacties e.d. leverde opvallende parallellen op. De lotsverbondenheid tussen daders en slachtoffers gaat soms zo ver, dat gijzelaars zich tegen de politie keren wanneer die hun gijzelnemers komen overmeesteren.
Als je de term tot in het absurde doortrekt, kom je bij het voorbeeld van mishandelde vrouwen die ondanks alles bij hun 'man' blijven.
Een voorbeeld uit de Belgische geschiedenis was de zaak Dutroux.
In 1996 stond er in de Standaard: “Opvallend was dat Sabine, die het langst in gevangenschap had gezeten, zich vragen stelde over het gedrag van haar ouders. Dutroux was geen onmens voor haar. Ze leed in het begin nog aan het Stockholm-syndroom: het psychologische verschijnsel waarbij het slachtoffer zich aan de dader hecht.”
Een recent voorbeeld is Natascha Kampusch, het Weens meisje dat na een ontvoering van haar 10e tot haar 18e opgesloten werd door een werkloze. Politiepsychologen vertelden na haar vrijlating dat ze aan het Stockholmsyndroom leed, onder andere omdat ze aangaf dat al haar seksuele contacten met de ontvoerder vrijwillig waren geweest.
23 juli 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.