28 februari 2007

Hermelijnvlooien.

Prins Bernard had destijds een gloeiende hekel aan de ja-knikkers en pluimstrijkers in zijn omgeving. Ook dochter Beatrix en kleinzoon Willem-Alexander hebben weinig behoefte aan een openlijke confrontatie met perslui. Die ‘knipmessen’ willen hen immers alleen maar spreken vanwege hun functie. Daar ontlenen ze hun status aan.
‘Hermelijnvlooien’ worden ze al decennia door de Oranje’s genoemd. Het koninklijke gevolg zag de pers steeds liever op majesteitelijke afstand.

Wijlen koningin Wilhelmina moet er mee begonnen zijn. Zij verfoeide de slaafse en kruiperige verering, die naar de mentaliteit van het vroegere byzantijnse hof, byzantinisme wordt genoemd. Dit woord gebruikte Wilhemina echter zelden of nooit. Ze had het wel over ‘hofdolheid’ en ‘hermelijnkoorts’.

De hermelijn is een roofdier en wie ‘hermelijn’ draagt (het bont van dit beest uiteraard) kan met recht koning of koningin worden genoemd. ‘Hermelijnkoorts’ en ‘hermelijnvlooien’ staan jammer genoeg nog niet in Van Dale. Bij deze verdienen ze het te worden opgenomen in het woordenboek.

22 februari 2007

Chocolade. Deel 3

Chocoholics (een woord dat gevormd werd naar analogie van workaholics) kunnen vandaag de dag nog steeds terecht in de vele chocoladewinkels of chocolateries (een afleiding die in 1867 bedacht werd). In het Bargoens van het begin van de twintigste eeuw kende men de chocoladekar of chocoladewagen: de gevangeniswagen die een chocoladebruine kleur had. Deze termen vinden we o.a. terug in De Boeventaal (1906) van Köster Henke.

Een eeuw vroeger kende men 'Dantziger chocolade' ook als aanduiding voor geld. Toen Napoleon I in 1807 Dantzig had ingenomen, liet hij maarschalk Lefebvre bij zich komen en gaf hem als aandenken een pakje Dantziger chocolade. Hiermee wilde hij tot uiting brengen dat kleine geschenken de vriendschap onderhouden. Dit pakje bevatte niet minder dan de som van honderdduizend kronen aan bankbriefjes. De chocolade zou volgens de overlevering heerlijk gesmaakt hebben. Vandaar de negentiende eeuwse uitdrukking (die nu in de vergetelheid is geraakt): Hebt u wel Dantziger chocolade?: Bent U wel goed van geld voorzien?

Omwille van de kleur noemde men destijds in Nederlands-Indië (bij de artillerie) de bronzen medaille voor trouwe dienst spottend de chocoladeplak.
In de ogen van veel militairen was de uitreiking van zo’n onderscheidingsteken een beloning voor trouwe dronkenschap. Ook in het Franse argot kent men de zgn. médaille en chocolat: het symbool voor een belachelijke beloning of voor een onbeduidende zaak.

15 februari 2007

Chocolade. Deel 2

De term koffiehuis was rond 1699 nog nieuw. Gedurende de daarna volgende decades werd chocolade echter een essentieel onderdeel van het sociale leven der rijkere klasse. Sedert het midden van de 17de eeuw wordt het ook in gestolde vorm aangetroffen. Geroosterde cacaobonen, suiker, vanille en melk vormen de voornaamste ingrediënten.

De fabricatie van industriële chocolade nam pas in 1815 een aanvang. Melkchocolade werd in 1875 uitgevonden door de Zwitsers Daniël Peter & Henri Nestlé. Het dessert chocolade­mousse wordt wel eens toegeschreven aan de Franse artiest Henri de Toulouse-Lautrec. Die zou het ongeveer een eeuw geleden de grappige naam chocolate-mayonnaise gegeven hebben maar met de jaren zou dit veranderd zijn in chocolade-mousse (schuim).

Chocolade is niet alleen een lekkernij, het zou ook de spijsvertering bevorderen, goed zijn tegen reuma, verkoudheid of hoofdpijn en erg geschikt voor zwakken en herstellenden. Vroeger had het product nog andere, tegenwoordig minder bekende, eigenschappen. Toen Lodewijk XIV ietwat ontgoocheld was over de hartstocht van Madame de Pompadour, gaf hij haar het advies wat meer chocolade te drinken. De rokkenjager Casanova nam ook steeds een chocoladekannetje met zich mee! Die wufte reputatie verloor chocolade pas in de 20ste eeuw!

11 februari 2007

Moet er nog chocola zijn?

Aan de Azteken danken wij het woord chocolade. In hun Nahuatl-taal is xocolatl een samenstelling van de woorden xococ (bitter) en atl (water).
Sommige lexicografen brengen de naam evenwel in verband met de Azteekse god van wijsheid en kennis, Quetzalcoatl.
De Spanjaarden die de Nieuwe Wereld ontdekten, noemden het chocolata en importeerden het in de 16de eeuw naar Europa. Toen de Spaanse veroveraar Ferdinando Cortez in 1519 voet aan wal zette in Mexico, leerde hij een product kennen dat was samengesteld uit 3 verschillende bonenplanten: een rode (het piment), een gele (maïs) en een roodachtige (cacao). De Azteken beschouwden deze pasta, die tot stand kwam na het roosteren en malen van de bonen, als een Afrodisiacum. De Engelsen, die er veel later mee kennis maakten, toonden zich aanvankelijk ook erg bezorgd over de kuisheid van hun chocoladedrinkende echtgenotes.
Nadat de Spanjaarden deze delicatesse ontdekten, veranderden ze de samenstelling van het product en vervingen het piment en de maïs door honing en kaneel.

Volgens Le Petit Robert dateert het woord chocolade van 1598 (althans in de Franse taal). Het WNT vermeldt als oudste Nederlandstalige bron ‘de Briefwisseling van de Gebroeders van der Goes’ (1659-1679)’ maar wellicht kwam het al eerder op schrift voor. Edward Grimstone’s Acosta’s Historie of the West Indies uit 1604 maakt er al melding van.

Chocolade bereid met suiker zou een uitvinding geweest zijn van een kloosterlinge. In eerste instantie werd het verkocht als middel tegen miltjicht. Tot 1600 werd dit voedzaam middel enkel door gegoede burgers geproefd (het was toen nog erg duur). De eerste Londense winkel die chocolade verkocht, opende in 1657. In België werd het product aanvankelijk niet aanvaard. Op een koninklijk plakkaat van 1699 werd in Antwerpen het schenken van koffie, thee en chocolade verboden, samen met het gokken!

Wordt vervolgd.

04 februari 2007

Lord Wanhoop.

Iemand die zich in een bepaalde situatie radeloos gedraagt, een onhandig persoon of een loser in de terminologie van van vandaag, werd vroeger wel eens spottend een ‘Lord Wanhoop’ genoemd.

Volgens een spreekwoordenboek uit de vorige eeuw zou dit een studentenuitdrukking uit de jaren vijftig zijn voor een triest, armzalig personnage.

Dat blijkt echter niet het geval te zijn. De uitdrukking werd reeds opgetekend in een roman uit 1927. En in de jaren dertig van vorige eeuw liep er een klucht in drie bedrijven met deze naam.

Leuk om weten is dat Pierre Kartner zijn carrière aanvankelijk startte onder de artiestennaam ‘Lord Wanhoop’ en veel later als Vader Abraham.