29 juli 2008

Het dementendoosje.


Tijdens de Tour de France van 2008 kwam het ‘dementendoosje’ ter sprake: een speciaal samengesteld pillendieet (vitaminen en koolhydraatsupplementen), dat verschilt van renner tot renner.
Sprinters hebben bijvoorbeeld andere behoeften dan klimmers. Welke vitaminen een renner moet slikken, kan ook veranderen in de loop van de Tour.
Dergelijke 'dementendoosjes' zijn noodzakelijk geworden sinds het WADA (World Anti-Doping Agency, een onafhankelijk dopingagentschap, op 10 november 1999 opgericht en bestuurd door het IOC) vanaf 1 januari 2008 het infuus verbiedt.
Door de vele dopingschandalen kan een renner na de wedstrijd niet meer opgelapt worden met een intraveneuze spuit (die alle voedingsmiddelen bevat). Hierdoor besliste het WADA dat alles via de maag moet passeren.
Op het dementendoosje zit ook een wekkertje dat de renners eraan herinnert dat ze ’s avonds om de vijftig minuten een portie moeten innemen. Een andere benaming is: medi-kit.

23 juli 2008

Het Stockholmsyndroom.

Vorig jaar had ik het hier even over het Stockholmsyndroom. Ik haalde daarbij het redelijk absurde voorbeeld aan van vrouwen die met de regelmaat van een klok door hun echtgenoot afgeranseld worden en die ondanks de dagelijkse terreur bij hun man blijven, ja hem zelfs verdedigen indien nodig. De psychiatrie, zo schreef ik, heeft voor dit verschijnsel ooit de mooie naam ‘Stockholmsyndroom’ bedacht.
Over de herkomst van die term had ik het toen nog niet.

Een paar dagen geleden viel mijn oog op een krantenartikel rond de Belgische topgangster en drugsbaron Daniel Demuynck (alias Clark Olofsson, een Zweed die zich later tot Belg liet naturaliseren). Hij werd opgepakt tijdens een razzia in Zweden. ‘Olof’, zoals hij ook werd genoemd, maakte zijn grote criminele doorbraak in augustus 1973. Een vriend van hem stapte toen zwaarbewapend een bank binnen en gijzelde zes dagen lang bedienden en klanten.
Olof, die op dat moment voor moord op een agent in de gevangenis zat, eiste zijn vrijlating om te bemiddelen. Hij slaagde in zijn opzet en de bankoverval eindigde zonder bloedvergieten. In Zweden werd Clark Olofsson even een held. Een vrouwelijke bankbediende was zo in zijn ban geraakt dat ze, samen met andere vrouwelijke gegijzelden, ijverde voor strafvermindering.
Lang heeft het heldendom niet geduurd want een reeks bankovervallen en geweldplegingen brachten hem opnieuw achter de tralies.
Maar dankzij hem werd het Stockholmsyndroom een fenomeen. Psychiaters gebruiken de term tegenwoordig voor de vriendschapsgevoelens die slachtoffers van een ontvoering of gijzeling koesteren tegenover hun ontvoerders, gijzelnemers. Het was de Zweedse criminoloog en psycholoog Nils Bejerot die het verschijnsel deze naam gaf.

Een ander vroeg voorbeeld van het Stockholmsyndroom is de Amerikaanse Patty Hearst, de dochter van de Amerikaanse mediamagnaat Randolph Hearst, die in 1974 werd ontvoerd door een groepje Californische radicalen. Ze werd verliefd op een van haar ontvoerders en hielp de groep daarna tijdens vele bankovervallen. Onderzoek naar slachtoffers van vliegtuigkapingen, gijzelingsacties e.d. leverde opvallende parallellen op. De lotsverbondenheid tussen daders en slachtoffers gaat soms zo ver, dat gijzelaars zich tegen de politie keren wanneer die hun gijzelnemers komen overmeesteren.

Als je de term tot in het absurde doortrekt, kom je bij het voorbeeld van mishandelde vrouwen die ondanks alles bij hun 'man' blijven.
Een voorbeeld uit de Belgische geschiedenis was de zaak Dutroux.
In 1996 stond er in de Standaard: “Opvallend was dat Sabine, die het langst in gevangenschap had gezeten, zich vragen stelde over het gedrag van haar ouders. Dutroux was geen onmens voor haar. Ze leed in het begin nog aan het Stockholm-syndroom: het psychologische verschijnsel waarbij het slachtoffer zich aan de dader hecht.”
Een recent voorbeeld is Natascha Kampusch, het Weens meisje dat na een ontvoering van haar 10e tot haar 18e opgesloten werd door een werkloze. Politiepsychologen vertelden na haar vrijlating dat ze aan het Stockholmsyndroom leed, onder andere omdat ze aangaf dat al haar seksuele contacten met de ontvoerder vrijwillig waren geweest.

20 juli 2008

De truttenschudder.

Mijn vader reed vroeger in een DKW. Hoon en spot waren mijn deel.
In de jaren zestig werd dit een ‘Duitse Kinderwagen’ genoemd. Nu besef ik dat het nog veel erger kan.
Of wat dacht u van een ‘truttenschudder (met jarretel-aandrijving)’? Deze wat grove term is een spotnaam, vnl. onder Nederlandse politieagenten, voor een DAF-auto. Wie herinnert zich niet het grapje 'DAF, altijd vooraan in de file'?

De toevoeging ‘met jarretel-aandrijving’ zinspeelt op het variomatic-systeem. De autofabrikanten in Eindhoven vonden het destijds te gek voor woorden dat je moest rijlessen volgen om met een auto te kunnen rijden. Daarom bedacht autofabrikant DAF het 'pientere pookje' of de traploze automatische versnellingsbak. Je kon het in hun ogen vergelijken met een paard dat bestuurd werd door teugels. Het pookje moest versnellingsbak en koppeling vervangen en ervoor zorgen dat autorijden kinderspel werd. Dankzij dit ‘pientere pookje’ (uitgevonden door Hub van Doorne) kon voortaan iedereen autorijden, dat was althans de visie van DAF. De techniek van de Variomatic was gebaseerd op het principe van de duwband. Daarom kreeg de Daf-auto in de volksmond vrij snel de spottende benaming ‘truttenschudder met jarretel-aandrijving’.

Niettemin bepaalde het koddige wagentje met ‘het pientere pookje’ in de tweede helft van de twintigste eeuw het straatbeeld. Meer dan een halve eeuw later is het een icoon geworden.
De DAF werd in februari 1958 op de RAI in Amsterdam geïntroduceerd als het geesteskind van de Nederlandse broers Hub en Wim van Doorne. Sindsdien heeft het het imago van ‘sloom boodschappenwagentje voor oudere dames’ nooit van zich af kunnen schudden. Klein maar fijn volgens de verzamelaars, kinderspeelgoed volgens de tegenstanders. Invaliden konden er zo mee wegrijden. In Frankrijk waren de Dafjes vorige eeuw erg populair en dat had wellicht veel te maken met het feit dat dit land vroeger geen wegenbelasting maar pk-belasting inde. Hoe meer cilinderinhoud hoe meer belastingen je betaalde. Later ging men de term ‘truttenschudder’ ook gebruiken voor andere kleine, compacte wagens. De eerste exemplaren kwamen uit Japan maar ook merken als Mercedes en BMW kwamen met compacte modellen. Cabaretier Freek de Jonge heeft de ‘truttenschudder met jarretel-aandrijving’ wellicht populair gemaakt, maar volgens Dirk van Delft (NRC Handelsblad, 2 december 2000) zou de term in de jaren zestig van vorige eeuw geïntroduceerd zijn door een autojournalist in een artikel met de titel "Vrouw en auto".
Overigens werd De DAF vroeger ook wel ‘rijdende koffiemolen’ genoemd. Maar of dat nu een vleiende benaming is.

Volgens de internetencyclopedie Wikipedia zouden motorrijders de ‘truttenschudder’ ook gebruiken als bijnaam voor een chopper of custom.
Andere bijnamen van auto's zijn o.a. de eend (de Citroën 2 CV), de kever (de Volkswagen), de kattenrug (Volvo) en de snoek (Citroën, type DS). De laatste werd ook wel ‘strijkijzer’ genoemd. Britten gebruiken het slangwoord 'spazzmobile' voor een invalidenwagen of een oud vehikel.

19 juli 2008

Consumanderen.

We kenden al de term ‘consuminderen’ in de betekenis van: zuinig zijn; op alles besparen. Dit woord werd begin jaren negentig van vorige eeuw populair gemaakt door het bekende Nederlandse vrekkenpaar Van Veen-Van Eeden, als tegenpool van consumeren.

Nader onderzoek wijst evenwel uit dat Herman Verheij, werkzaam bij het ministerie van VROM, het woord bedacht en voor het eerst gebruikte in een artikel in ‘De Kleine Aarde’ van 1991. Anderhalf jaar eerder dook ‘consuminderen’ al op tijdens een beleidsweekend van De Kleine Aarde. Veel later gebruikte het echtpaar het woord regelmatig in hun Vrekkenkrant. Het begon als een filosofie en alternatieve levenswijze maar stilaan ging men het ook eufemistisch gebruiken in de zin van ‘vrekkig zijn’.

En nu is er dan het neologisme ‘consumanderen’: anders consumeren, met het oog op de klimaatverandering. De term werd al een tijdje in de Vlaamse pers gebruikt maar in 2007 werd het door prins Willem-Alexander ook in Nederland geïntroduceerd. Wie weet wordt het ooit nog eens het woord van de eeuw!

13 juli 2008

Doula.

Een beroep dat al bestond in de oudheid, in Australië en Amerika helemaal geaccepteerd is maar dat in Vlaanderen en Nederland tamelijk onbekend is, ja het bestaat. Alhoewel, in Nederland begint het sinds 2001 stilaan een beroep in opkomst te worden. Ik heb het over de ‘doula’, ook wel de ‘bevallingscoach’ of het ‘pufmaatje’ genoemd.

Vrouwen die erg opzien tegen een bevalling kunnen zich laten bijstaan door zo’n doula, Grieks voor verzorgster of ‘zij die vrouwen bemoedert’.
Kunnen mannen die taak dan niet aan, zult u vragen. Wel, volgens onderzoeken zouden wij, heren der schepping, minder geneigd zijn een bevallingscursus te volgen of we zouden vaak te emotioneel en te gespannen zijn. We zouden ook vaker de kamer uitlopen en ongeduldiger zijn. Hoezo sterke geslacht?
In tegenstelling tot de echtgenoot laat zo’n doula de barende vrouw zich meer op haar gemak voelen. Ze kan ook veel beter dan een man inspelen op de fysieke en geestelijke inspanningen van de vrouw. Dat kan bijvoorbeeld door lieve dingen te zeggen, grapjes te maken of houdingsadviezen te geven. Wij mannen klappen in zo’n situatie natuurlijk vaker dicht.

In Amerika is zo’n pufmaatje voor de bevalling al lang een bekende verschijning. De doula speelt de rol van regisseur: ze geeft aanwijzingen aan de vrouw en haar partner, ze zet een muziekje op en ze puft mee. Hierdoor is ze in feite een ervaringsdeskundige. In tegenstelling tot een verloskundige, kraamverzorgster of verpleegkundige (die niet bij de hele bevalling aanwezig kunnen zijn) wijkt de doula niet van de zijde van de vrouw. Een Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat noodgrepen zoals tangverlossing of keizersnede minder vaak nodig zijn als een doula de kraamvrouw heeft bijgestaan. Een doula assisteert ook het hele gezin. Vaak gaat het om een 24-uurs-service, waardoor ouders de noodzakelijke nachtrust hebben. De zorg is per gezin op maat gemaakt.
In 2006 kregen vier doula’s als eersten in Nederland hun certificaat. Ze volgden hiervoor een opleiding in Utrecht. Deze opleiding is bij onze nooderburen nog wel niet herkend. Voor 750 euro bieden ze praktische hulp voor, tijdens en na de bevalling.

09 juli 2008

Pafpalen.

Sinds 2004 is het in Nederland verboden te roken op overdekte spoorperrons.
Wie persé een ‘grafnagel’, ‘kankerstok’ of ‘paffertje’ wil opsteken moet hiervoor terecht bij speciale gemarkeerde zuilen. In feite gaat het om afgezaagde lantaarnpalen met asbakken erin.
‘Pafpalen’ worden ze in de volksmond genoemd. Een nettere term is ‘rokerszuil’.
De roker als laatste paria?

03 juli 2008

Blauwkousen.

Een ‘blauwkous’ is een ietwat ouderwetse en spottende benaming voor een geleerde vrouw die huishoudelijk werk als minderwaardig beschouwt, uiterlijk als bijkomstig en via haar studie carrière wil maken.
Het is een vertaling van het Engelse ‘blue stocking’.

De eerste blauwkous was in feite een man! In het midden van de achttiende eeuw droeg een excentriek lid van een Brits cultureel gezelschap, Benjamin Stillingfleet van de Lady Montague Kring, ooit tijdens een bijeenkomst blauwe kousen (i.p.v. de zwarte die bij de officiële kledij hoorden). Hierdoor werd de kring bekend als de ‘blue stockings society’. De vrouwelijke leden waren doorgaans erg beslagen.
Ook onze oosterburen kennen dit soort vrouwen. Zij gebruiken het woord ‘Blaustrumpf’.