22 april 2008

Hufters.

Waar komt het woord ‘hufter’ vandaan?

Oorspronkelijk was dit een scheldwoord voor een bangerik of zwakkeling, later werd het meer algemeen gebruikt voor een lomp, onbeschaafd persoon, een slecht mens.
Volgens het WNT, het grootste woordenboek ter wereld, werd het woord vanaf 1871 opgetekend. Het zou afgeleid zijn van huft (struikgewas; paal; galg). De eigenlijke betekenis is dus ‘iemand die aan de galg hoort’. Volgens anderen zou het om een typisch Zaans woord gaan.

Ook in Noord-Holland was het aanvankelijk goed bekend. Het zou dan horen bij het gewestelijk werkwoord hufteren (huiveren). Hufter zou hier dan een afleiding van zijn. Oorspronkelijk was het van toepassing op een koukleum en vandaar ook figuurlijk voor iemand die huiverig is iets te doen, een durfniet, een angsthaas. Het is begrijpelijk dat men ook een stakker of een sukkel een hufter is gaan noemen. In het zuiden van West-Friesland had het woord een andere betekenis, nl. ‘fysiek minderwaardig mens; iemand die er schraal en bleek uitziet’.
Noordelijker is men de benaming gaan toepassen op een moreel minderwaardig persoon en kreeg hufter de betekenis van ‘gemene vent, schoelje’.

Er bestaan tegenwoordig verschillende samenstellingen, waaronder hufter-tv.

Medio 2003 lanceerde De Telegraaf het woord scooterhufter voor een wegpiraat.
Bij de marine bestaat ook een werkwoord hufteren (dwarsliggen). Het komt vaak voor in ontkennende vorm: lig niet te hufteren! gezegd wanneer iemand zich vervelend gedraagt.

De Beverwijkse woningcorporatie ‘Woon op Maat’ bedacht de hufterwoning: een onderkomen voor mensen die zich wel kunnen maar niet willen aanpassen: het geheel ziet eruit als een normale woning maar het heeft het casco van een betonnen bunker. Zo kan er door de bewoner weinig worden gesloopt. Dergelijke huizen zouden dan naast elkaar komen te staan in een afgelegen deel van een woonwijk aan de rand van de stad.

In de jaren vijftig van vorige eeuw werd ook de uitdrukking Je kan wel zien dat jij uit Huftershoek komt! opgetekend.

17 april 2008

Goeiemoggel.

De prijs voor de beste reclame van 2007 werd in Nederland gewonnen door 'Goeiemoggel' van KPN. Dit neologisme, eigenlijk een verbastering van goedemorgen, komt voor in een reclamespotje. Hierin plaatst een visboer een bestelling via SMS, maar deze bestelling wordt verkeerd ingetoetst.

Het gebruik van goeiemoggel blijkt bij onze noorderburen een ware rage te zijn geworden. Zelfs in de hoge kringen wordt het gebruikt, o.a. door prinses Laurentien.
Toch is het nog niet bij iedereen ingeburgerd. Toen twee mannen elkaar in een café in Rijswijk met dat woord begroetten, sloeg een derde cafégast er direct op los, omdat hij dacht dat hij voor 'mongool' werd uitgemaakt.

Woorden die door een verkeerde schrijfwijze in sms-berichten belanden en daardoor (onbedoeld) grappig (of melig) zijn, vallen binnenkort onder de noemer 'moggeltaal'.

16 april 2008

Dimsum.

Tegenwoordig is het niet meer hip om te 'loungen' (volgens Van Dale: op makkelijke stoelen of banken ontspannen in een hip café, met rustige muziek en luxe hapjes en drankjes) met oesters en champagne.
Nee, vandaag de dag kiezen we voor gestoomde of gefrituurde deegpakjes gevuld met vlees of vis, gestoomde broodjes, garnalen- en lotusballetjes.
Dim sums worden dergelijke lichte hapjes genoemd. Het Chinese woord 'dim' betekent puntje, 'sum' betekent hart. Hapjes dus die met hart en ziel door de kok werden klaargemaakt.

15 april 2008

Boeddhabuikje.

Vroeger hadden we het eufemistisch over een ‘embonpoint’: een elegante term voor gezetheid; een (rond) buikje of lomp gezegd: een pens.
Een vreemd (Frans) woord moest een plompe verschijning camoufleren. Letterlijk betekent ‘en bon point’: in goede staat.

Tegenwoordig hebben we het, vooral m.b.t. vrouwen, over een ‘Boeddhabuikje’. Een ronde buik bij vrouwen past niet in het huidige modebeeld, maar deze term klinkt haast flatterend. ‘Boeddhabuikje’ is een vertaling van het Engelse ‘Buddha belly’. Het woord is bij ons vooral populair geworden door toedoen van het cosmeticamerk Dove. In één van hun reclamespotjes worden vrouwen getoond die best trots zijn op hun ‘Buddha belly’ (de reclame is grotendeels in het Engels).

13 april 2008

Gluurstrook.

Eerder kenden we al een betaalstrook, een busstrook, een carpoolstrook, een fietsstrook, een inhaalstrook en zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Sedert een paar jaar hebben we ook een 'gluurstrook'. Het gaat om een bedenksel van de Vlaamse politicus Carl Nijssens. Die wil naast de hoofdweg door het Belgisch-Limburgse Sint-Truiden een tweede rijbaan laten aanleggen voor automobilisten die naast de talloze bordelen langs de weg willen gluren.

06 april 2008

Klets-klets.

Van iemand die homoseksueel is, zeggen we wel eens: ‘hij is van de verkeerde kant’, ‘van de club’ of ‘van de klets-klets’. Er bestaan trouwens talrijke synonieme uitdrukkingen voor de andere geaardheid, de ene al wat kleurrijker dan de andere.
De Nederlandse auteur A.F. Th. Van der Heijden schreef in één van zijn boeken: ‘Gretig deelneemster aan de danspartijtjes was de buurvrouw, die met een homosexueel was getrouwd, of zoals Maaike Kopland het uitdrukte, 'zich eentje van de 'klets-klets' in handen had laten duwen.’

We realiseren ons nauwelijks dat de uitdrukking ‘van de klets-klets zijn’ bijna een eeuw oud is. Ze werd voor het eerst opgetekend in 1937 in een Bargoens woordenboek.
In Amsterdam betekende ‘fèn de kles-kles’ eigenlijk dat je een babbelfamilie was.
Maar daar heeft deze uitdrukking niets mee te maken. Doorgaans gaat de frase vergezeld van het slaan met de ene vlakke hand op de rug van de andere. Dit gebaar illustreert dan de seksuele daad. Daarmee werd uiteraard gerefereerd aan de 'verkeerde kant'. In dezelfde zin gebruikte men destijds voor een homoseksueel de aanduiding ‘van het handje zijn’. Een homofiel werd vroeger, en nu nog, wel eens een 'ruigpoot' (of kortweg 'poot') genoemd.

In vroeger tijden kon er slechts in bedekte termen over homoseksualiteit gepraat worden. Er werd voortdurend rond de pot gedraaid. Iemand was geen homo, neen hij was er 'zó' één. Omdat de term 'homoseksueel' steeds geassocieerd werd met seksuele bedrijvigheid propageerde het COC (de belangengroep voor homoseksuelen in Nederland) een paar decennia geleden de verhullende term homofiel. Dat klonk toen nog als een eufemisme.

02 april 2008

Derde hemel.

We kennen allemaal de uitdrukking ‘in de zevende hemel zijn’.

Wie echter in de ‘derde hemel’ vertoeft is zeer dronken. Eigenlijk betekent het: de opperste staat van geluk bereikt hebben. De uitdrukking refereert aan het visioen van Paulus in het Nieuwe Testament (II Kor. 12:2) ‘dat die persoon weggevoerd wordt tot in de derde hemel’.
Volgens de beoefenaars van de kabbala (de geheime leer en mystiek van de joden in de Middeleeuwen) waren er zeven hemelen, de een nog mooier dan de andere.