Van iemand die homoseksueel is, zeggen we wel eens: ‘hij is van de verkeerde kant’, ‘van de club’ of ‘van de klets-klets’. Er bestaan trouwens talrijke synonieme uitdrukkingen voor de andere geaardheid, de ene al wat kleurrijker dan de andere.
De Nederlandse auteur A.F. Th. Van der Heijden schreef in één van zijn boeken: ‘Gretig deelneemster aan de danspartijtjes was de buurvrouw, die met een homosexueel was getrouwd, of zoals Maaike Kopland het uitdrukte, 'zich eentje van de 'klets-klets' in handen had laten duwen.’
We realiseren ons nauwelijks dat de uitdrukking ‘van de klets-klets zijn’ bijna een eeuw oud is. Ze werd voor het eerst opgetekend in 1937 in een Bargoens woordenboek.
In Amsterdam betekende ‘fèn de kles-kles’ eigenlijk dat je een babbelfamilie was.
Maar daar heeft deze uitdrukking niets mee te maken. Doorgaans gaat de frase vergezeld van het slaan met de ene vlakke hand op de rug van de andere. Dit gebaar illustreert dan de seksuele daad. Daarmee werd uiteraard gerefereerd aan de 'verkeerde kant'. In dezelfde zin gebruikte men destijds voor een homoseksueel de aanduiding ‘van het handje zijn’. Een homofiel werd vroeger, en nu nog, wel eens een 'ruigpoot' (of kortweg 'poot') genoemd.
In vroeger tijden kon er slechts in bedekte termen over homoseksualiteit gepraat worden. Er werd voortdurend rond de pot gedraaid. Iemand was geen homo, neen hij was er 'zó' één. Omdat de term 'homoseksueel' steeds geassocieerd werd met seksuele bedrijvigheid propageerde het COC (de belangengroep voor homoseksuelen in Nederland) een paar decennia geleden de verhullende term homofiel. Dat klonk toen nog als een eufemisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.