De modale Vlaming kent geen geitenbreiers. Nederlanders daarentegen zijn er als het ware mee opgegroeid, d.w.z. vooral de dertigers onder hen. Op 16 januari 1974 startte de VARA met
‘De Film van Ome Willem’. Het was in dit erg populaire kinderprogramma dat de geitenbreier furore maakte. Het programma was een initiatief van Aart Staartjes maar ‘ome Willem’ werd gespeeld door Edwin Rutten. Deze had altijd drie mensen om zich heen: Teun (Jennifer Willems), Toon (Aart Staartjes) en August (Pieke Dassen). Ome Willem werd bovendien nog begeleid door de Geitenbreiers: een orkestje met instrumenten zoals piano, accordeon en bass. De hoofdgeitenbreier was Harry Bannink. Verder was er de papjesgeitenbreier (Frank Nova) en de grote grijze geitenbreier (Harry Mooten). Er waren zelfs unieke plasgeitenbreiers (man of vrouw). Deze kwamen nooit in beeld maar stonden wel altijd klaar om de kinderen naar het toilet te begeleiden. In feite waren ze de administratieve medewerkers van de VARA. Dankzij ‘De Film van Ome Willem’ kreeg het woord geitenbreier een positieve connotatie, hetgeen tevoren volstrekt niet het geval was. Want bekend was het woord toen zeker!
Volgens de grote Van Dale is een geitenbreier tegenwoordig een ‘halfzacht figuur of een zeurpiet’. Het woordenboek honnoreert de term pas in de 11de druk uit 1984, vrij laat in feite!
De hedendaagse Van Dale geeft enkel als verklaring: ‘sukkel’, met als betekenisverwante term: zonderling. In de aanvullingen op het WNT wordt het woord omschreven als ‘scheldwoord met (bewust?) onduidelijke toepassing.’