14 november 2005

Achterlijke gladiool

Achterlijke gladiool.

Dat namen van bloemen, groente en fruit zich lenen voor scheldwoorden zal menigeen verbazen. Toch is het in ons taalgebruik niet ongewoon. ‘Rare druif’ voor een zonderling iemand is een klassiek voorbeeld. En ook een ‘heilig boontje’ voor een buitengewoon braaf iemand is welbekend. Maar waarom worden verachtelijke personen wel eens geassocieerd met ‘bananen’ en stommelingen met ‘aardappels’ of ‘augurken’? Er valt niet zo meteen een afdoende verklaring te vinden. Wat dan te denken van het scheldwoord ‘gladiool’?

We horen het de laatste tijd vaak in verbindingen zoals ‘achterlijke’ of ‘lollige gladiool’ en het betekent zoiets als: dwaas, stommeling. Je hoort het in Amsterdam wel eens roepen tegen een trambestuurder wanneer deze aanhoudend zit te bellen achter een links afslaande auto die moet wachten op het verkeer van de andere kant.

In 1984 werd het voor het eerst opgenomen in een woordenboek (Kristiaan Laps: Nationaal Scheldwoordenboek) en ook Cor Hoppenbrouwers honoreerde de uitdrukking in zijn boekje over jongerentaal in 1991. Zoals vaak het geval is bij scheldwoorden vind je dit invectief weinig terug op schrift. In 1999 stond er echter in HP/ De Tijd:
Natuurlijk waren er achterlijke gladiolen zonder enige kennis van de waterregels.

En op internet circuleert de achterlijke gladiool op talrijke jongerenforums.
Ook vind je op het web uitdrukkingen zoals: je moet wel een achterlijke gladiool zijn als….

Veel van de populariteit van dit scheldwoord heeft te maken met de uitspraak. En die verraadt meteen ook de herkomst. Volgens o.a. B.J. Martens van Vliet, auteur van het erg leuke ‘De vollekstaol van de Stad Utrech,’ is achterlijke gladiool een creatie van de Utrechtse cabaretier Herman Berkien. Deze Berkien, die begin jaren zeventig debuteerde in het theater (met als bekendste partner Tineke Schouten), maakt in zijn conferences graag gebruik van het Utrechts. Herman van Veen, die met Berkien niet alleen de voornaam, maar ook de plaats van herkomst (Utrecht) deelt, maakte het woord verder populair. Ook Van Veen wil tijdens een voorstelling wel eens een Utrechts typetje opvoeren en zijn bekendheid reikt alleszins verder dan die van Berkien.

Dat het scheldwoord nationaal kon doorbreken heeft niet zo veel met de bloem ‘gladiool’ te maken. Het effect wordt ontleend aan de gerekte uitspraak van de a (in âch- en in gla-) en de eveneens typisch Utrechtse uitspraak van –oal (de oo wordt heel gesloten en zonder een spoor van verglijding uitgesproken). Zo wordt ‘taaltje’ toaltje en een ‘kopje koffie’ klinkt ongeveer als een koppie kaoffie. Ook de harde g is typisch.

Met ááááchterlijke gladiool is het Utrechts in feite in twee woorden heel herkenbaar neergezet.

Van Dale heeft in zijn laatste editie gladiool als scheldwoord opgenomen. Maar hoe oud dit invectief is, wordt er jammer genoeg niet bijvermeld. Ook de geestelijke vader ontbreekt. Daarom stuurden wij de goede man een mailtje met vragen over de precieze ouderdom.
Herman meent zich te herinneren dat het september 1975 moet geweest zijn. Hij riep toen in de zaal steeds dingen in de aard van: …. As un ááááchterlijke en dan weer iets van bijvoorbeeld: tante Pietjes was zo dik as un …… en dan riep de hele zaal: ááááchterlijke en zo is het eigenlijk gaan groeien. De toevoeging werd te pas en te onpas gebruikt.
Een liedje van Herman Berkien draagt de titel Grasspriet in me Oor. Daarin komen volgende regels voor:
John maakt ’n overtreding, Michel is niet blij
Kansrijke positie, hij stond volkomen vrij
’t Was in de zestien meter, de bal ligt in de goal
protest tegen de scheids:
Gladiool en Halleve Zool.

Overigens beweert Herman ook het scheldwoord halve zool (halve gare, klootzak) te hebben gemunt. Maar die uitspraak kunnen we meteen naar het rijk der fabelen verwijzen.
Halve zool is van oorsprong een Engels woord. Aan de wieg stond de Engelse slangterm ‘asshole’ (sufferd). Amsterdamse en Rotterdamse bootwerkers vervormden dit tot ‘zool’. Later werd ‘halve’ ter versterking toegevoegd. De Rotterdamse volksschrijver, Willem van Iependaal, gebruikte het woord meermaals. Zijn latere stadsgenoot, Jules Deelder, gebruikte het scheldwoord in een interview met De Tijd uit 1962 (zie De Mensch Deelder, p. 130).
Het werd echter al aan het begin van de twintigste eeuw aangetroffen in een roman over Amsterdam van Is. Querido. Pas in de jaren negentig van vorige eeuw kreeg dit scheldwoord ruimere bekendheid en blijkt het vooral in de jeugdtaal, mogelijk dankzij Herman Berkien, erg populair.

Zeg overigens nooit Utrechtenaar tegen een Utrechter, tenzij je solliciteert naar een pak slaag.
Utrechtenaar betekent immers ook homoseksueel.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.