Fictieve (en vaak schertsende) plaatsnamen zijn in het Nederlands niet ongewoon. Zo kennen we bijvoorbeeld Absurdistan en Verweggistan. Taaljournalist Ewoud Sanders heeft er een heel lezenswaardig boek aan gewijd: ‘Van Nergenshuizen tot Absurdistan’ (verschenen in 2003 bij Prometheus / NRC Handelsblad). Ook ‘Allochtonië’ wordt hierin opgenomen.
‘Allochtoon’ in de betekenis van gekleurde immigrant, werd afgeleid van de Griekse woorden ‘allos’ (een ander) en ‘chthõn’ (land of aarde). Het woord staat tegenover ‘autochtoon’: de oorspronkelijke bewoner van een land (het Griekse ‘autos’ betekent: zelf, dus: iemand die uit hetzelfde land komt). Het woord is veel ouder dan we geneigd zijn te denken. Het begrip bestond al geruime tijd in de geologie. Van Dale neemt het woord voor het eerst op in 1961 met de omschrijving ‘van elders aangevoerd, gevormd uit van elders aangevoerd materiaal’. In latere drukken vinden we de toevoeging ‘niet-inheems, vreemd’. Ook stuiten we op de vaste verbinding ‘allochtone bevolking’.
Pas in de jaren zeventig van de twintigste eeuw duikt allochtoon meer en meer op als zelfstandig naamwoord en als tegenhanger van de ‘autochtoon’. In 1971 kwam de sociologe Hilda Verwey-Jonker in opdracht van de regering met een rapport over het vreemdelingenvraagstuk. Aanvankelijk zou het als titel hebben 'Immigranten in Nederland' maar Verwey-Jonker vond het wijselijker te opteren voor 'Allochtonen in Nederland'. ‘Allochtoon’ moest het oudere ‘gastarbeider’ en het vage ‘buitenlander’ vervangen.
Destijds gaven de woordenboeken enkel de geologische betekenis: 'gevormd uit van elders aangevoerd materiaal’. Als eufemisme heeft ‘allochtoon’ inmiddels afgedaan. Het woord ligt tegenwoordig gevoelig en wordt als niet-Nederlands en dus stigmatiserend ervaren. Ook Nederlanders ergeren zich aan de term. Volgens de stadsdeelraad van Amsterdam-Zuidoost moet de aanduiding ‘allochtonen’ worden vervangen door ‘Afro-Surinamers’.
En in Onze Taal (januari 2000) stelde een lezer bloedernstig voor om de woorden ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ in te ruilen voor makkelijk begrijpbare alternatieven zoals ‘inboorling’ en ‘uitboorling’.
En nu is er dus ‘Allochtonië’, een verzamelterm voor de herkomstlanden van allochtonen.
Van Dale neemt het woord op in het Jaarboek Taal 2008 maar Jan Kuitenbrouwer gebruikte het al in 1997 in het Parool. En in de digitale krantenarchieven komt ‘Allochtonië’ ook al voor in 1998. Zo stond in de Leeuwarder Courant van dat jaar: ‘Moeten seniore 'vreemdelingen' met pek en veren besmeurd op een spoorstaaf richting Allochtonië worden gejaagd?’