Hoe kwamen de Schtroumpf en de Smurf aan hun naam? Volgens de overlevering viel het woord Peyo in 1958 te binnen tijdens een dineetje met een andere striptekenaar, Franquin. Toen hij niet op het woord zoutvat kon komen, vroeg hij zijn collega om hem “de smurf door te geven”: “Passe-moi ... le schtroumpf!” Peyo wou bewust niet het woord truc, machin of bidule (Frans voor dinges) gebruiken en verving het door een niet bestaand woord. Vervolgens gingen de twee aan het smurfen (schtroumpfer), waarbij hele fabels van Jean de La Fontaine werden naverteld met om de haverklap het gebruik van de term schtroumpf. Het spelletje werd een running gag (de smurfentaal was geboren) en resulteerde uiteindelijk in een van de succesvolste stripverhalen. Hoe de schtroumpf in Vlaanderen en Nederland een smurf werd, is een ander verhaal. Dat hebben we te danken aan vertaler Armand van Raalte uit Herne, de zoon van een Amsterdamse vader en een Gentse moeder. Hij werkte bij een Belgische uitgeverij die de verhalen van Peyo in het Frans uitgaf, maar ook in een Nederlandstalige versie. Het Duits klinkende schtroumpf viel volgens hem zomaar niet te vertalen. Hij zocht daarom naar een eenvoudig woord waarvan je ook makkelijk een werkwoord kon maken. In 1978 bleek uit een lezersbrief in De Standaard dat een 72-jarige vrouw uit Boechout (geboren in Lier) zich herinnerde dat het woord al in de vorige eeuw in haar huiselijke kring werd gebruikt. Tijdens het eten werd aan tafel tegen de kinderen wel eens gezegd: “Ge moet niet zo smurfen, eet deftig!”
Omdat in het Duits Strumpf een totaal andere betekenis heeft (in de eerste plaats ‘kous’, maar ook ‘penis’ en ‘condoom’), moest gezocht worden naar een originelere naam voor het blauwe dwergje met de witte muts. Dat werd uiteindelijk Schlumpf. Ondertussen zijn ze het woord in Duitsland sinds ca. 1965 ook gaan gebruiken als smalende benaming voor een kleine persoon. Het werkwoord schlumpfen heeft sinds 1972 de betekenis ‘weglopen’ gekregen. Het adjectief schlumpfig heeft dan weer een positievere gevoelswaarde: ‘uitmuntend, voortreffelijk, buitengewoon’. Ook het Frans kent een devaluatie van de term. Schtroumpf wordt bij onze zuiderburen tegenwoordig ook gebruikt voor ‘een agent’ (vanwege het blauwe uniform?), ‘een idioot, imbeciel’, ‘een dealer, drugsverkoper’, ‘een blauwhelm in Bosnië’ en ‘een tussenpersoon (in het zwartgeldcircuit)’. Die laatste betekenis heeft ook de Engelse en de Nederlandse smurf. In de jaren negentig van de vorige eeuw werden Nederlandse stadswachten wel eens spottend smurfen genoemd. Niet vanwege hun grootte maar vanwege hun blauwe jasjes. Uit NRC Handelsblad (11-16-1994) komt het volgende citaat:
De twee stadswachten in de Kalverstraat zeggen dat ze voortdurend het stempel van onbetrouwbare werkloze opgedrukt krijgen. Daarom nemen de mensen hen niet serieus. En door dat jasje, hè. Dat felblauw met felrode biezen helpt niet mee aan het imago van de stadswacht. “Hee smurf” of: “Ben je van het ganzenbord gelopen”, zijn nog milde varianten van wat hun zoal wordt toegevoegd.
Sinds 1992 betekent smurf in ons taalgebied ook ‘een zwartgeldloper die telkens kleine bedragen op bankrekeningen stort om legitimatieplicht te omzeilen’. Hiervan werd zelfs een werkwoord smurfen gevormd, volgens Van Dale: “als smurf fungeren (in het zwartgeldcircuit: tussenpersoon, stroman); telkens kleine bedragen bij verschillende banken storten”. Daarmee lijkt de reputatie van het vriendelijke smurfje uit de stripverhalen van Peyo aanzienlijk aangetast. De smurf is wat lager op de maatschappelijke ladder terechtgekomen.
Het gifgroene plantenpreparaat arniflor wordt door schoolkinderen vaak schertsend smurfensnot genoemd. De zelfverdedigingsspuitbus X-marker, een legaal alternatief voor pepperspray, waarmee je een aanrander blauw schuim in het gezicht kunt spuiten, heeft – hoe kan het anders – de bijnaam smurfenspray gekregen. En smurfentaal slaat tegenwoordig op iets heel anders. Het is een denigrerende aanduiding geworden voor de hedendaagse straattaal, een door jongeren van verschillende etnische groepen gesproken mengtaal (voor het eerst gebruikt in de jaren tachtig van de vorige eeuw). Een paar voorbeelden zijn doekoe (geld) en smatje (vriendin). Of smurfentaal hiervoor een accurate term is, is een andere zaak. Smurfen gebruiken voortdurend het woord smurf als ze een woord niet weten. De jongeren waarvan hier sprake is, zijn juist creatief bezig met taal door voortdurend nieuwe woorden te verzinnen.
17 maart 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.