‘Deze bebaarde figuur is een volstrekte idioot die in z'n pubertijd ontspoord is. Volkomen mattaklap! ‘
Dit (en andere onzin) las ik onlangs op een internetforum. Daar duikt de term ‘mattaklap’ wel meer op, als synoniem van knettergek, buiten zijn zinnen. Ik had het woord nooit eerder gehoord en vond het aanvankelijk niet terug in Van Dale. Tot iemand mij erop wees dat het een vormvariant is van het Maleise ‘mata gelap’. En in die schrijfwijze vinden we het ook terug in Van Dale.
Richard Cress vermeldt het in ‘Petjoh. Woorden en wetenswaardigheden uit het Indische verleden.’ (1998). Blijkbaar betekent ‘mata’ oog (vgl. Mata Hari, letterlijk: oog van de dag) en ‘gelap’ donker.
We kunnen het begrip dus vertalen als ‘donker oog’. Iemand die ‘mata gelap’ of ‘mattaklap’ is, is door het dolle heen; wordt door moordzuchtige razernij verblind.
In het "Klein Maleis woordenboek" van J. Lameijn (ca. 1946) werd er al eerder gewag van gemaakt. Bij Fré Harmsen (Van baroe tot branie. 1991) lezen we dat het woord bij de Nederlandse marine werd verbasterd tot ‘matte klap’.
Zeelui en Indiëgangers kenden en gebruikten het woord meermaals. We vinden het o.a. terug in het werk van Jan de Hartog.
De Nederlandse krant Het Vaderland maakte in 1923 melding van iemand die ‘een berisping zou hebben gekregen, welke hij zich zoo zou hebben aangetrokken, dat hij mataglap zou zijn geworden.’
De tot nu toe oudste vindplaats is de ‘Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy’ (1860) van Multatuli.