In 1992 schreef de Volkskrant: ‘In een wereld vol linkeballen moest Rooks iets te vaak constateren dat hij in de koers weer eens de sterkste was geweest, maar dat hij niet had gewonnen.’
Een linkebal is een lepe jongen, een profiteur, iemand die de kluit bedondert.
Het woord is vermoedelijk ontstaan in de wielersport. Het wordt gebruikt voor een renner die zoveel mogelijk zijn krachten spaart en weinig op kop komt; een coureur die altijd in de buurt van de besten rijdt, maar zelden het vuile werk aan kop doet.
Link is een Bargoens woord voor ‘slim, leep’, hier gebruikt in samenstelling met bal, zoals bijvoorbeeld corpsbal.
Een wielrenner die profiteert van de inspanningen van een ander noemt men in het jargon ook wel een ‘wieltjesplakker’, een ‘wieltjeszuiger’ of een ‘zweetdief’.
Van ‘linkebal’ werd ook een werkwoord afgeleid: ‘linkeballen’: profiteren van de inspanningen van andere renners door zelf weinig of geen kopwerk te doen. Hierdoor kan men zijn krachten sparen.
‘De linkebal’ was ooit de bijnaam van de renner Serguei Ivanov.
28 januari 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.