Een onervaren of roekeloze chauffeur die de verkeersregels aan zijn laars lapt en hierdoor het leven van anderen in gevaar brengt, noemen we al sinds het begin van de twintigste eeuw een ‘wegpiraat’ of een ‘zondagsrijder’. Dit laatste woord werd wellicht voorafgegaan door ‘zondagsruiter’, dat al in 1900 werd opgetekend (in de Militaire Spektator).
Voor een piloot of chauffeur die ongelukken veroorzaakt, gebruiken we ook wel eens de aanduiding ‘brokkenpiloot’. Bij uitbreiding ook van toepassing op een onhandig persoon; iemand die voortdurend stukken maakt of dingen fout doet; een stumper of sukkel.
Van Dale nam het woord voor het eerst op in de editie van 1976. Vermoedelijk is het een paar decennia ouder. Ongetwijfeld hebben wij ‘brokkenpiloot’ ontleend aan het Duits (Bruchpilot).
Volgens de Duitse lexicograaf Heinz Küpper wordt het woord in het Duitse taalgebied gebruikt sedert de eerste wereldoorlog. In 1941 was in Duitsland de speelfilm ‘Quax, der Bruchpilot’ erg populair. De film, naar een boek uit 1936 van Hermann Grote, had Heinz Rühmann in de hoofdrol. De vertoning hiervan verschafte het woord ook in onze contreien de nodige bekendheid.
Het WNT, de schatkamer van onze woordenschat, geeft een vindplaats uit 1962 (C. Steffen: Onderzoek naar psychologische facetten van goed en slecht autorijden alsmede de invloed van alcohol daarop).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.