30 december 2009

Vaarwel 2009, welkom 2010.


“And now, the end is here. And so I face the final curtain.”
Het doek is gevallen. Na vijf jaar bloggen over taal gaat de stekker er definitief uit. Het is mooi geweest. Tijd voor contemplatie. Je bent nooit te oud om iets af te leren. Voor mij is het hoofdstuk ‘taal’ afgesloten. Alhoewel, niets is zeker en zelfs dat niet (Multatuli).
Is er leven na taal? Wis en zeker. Er is muziek, er zijn nog stapels boeken die liggen te wachten. Mensen die mij kennen weten dat ik veel van arthouse films hou. Misschien start ik binnenkort wel een filmblog, wie weet. Bedankt voor al jullie fijne reacties en mails.
Aan al mijn lezers wens ik een vreugdevol 2010. En nu, handjes uit de mouwen!

28 december 2009

De beste taalboeken van 2009.


2009 zit er bijna op en we kunnen gerust stellen dat het een Grand Cru-jaar was, althans wat taalboeken betreft. We kunnen jammer genoeg niet alles aan bod laten komen.
The Routledge ‘Dictionary of Modern American Slang and unconventional English’ van Tom Dalzell spant evenwel de kroon. Dit lijvige boekwerk is gewoon een feest. Het telt maar liefst 25.000 ingangen, aangevuld met citaten uit literatuur, kranten, liedjesteksten, films, televisieshows, internet, noem maar op. Naast een woordverklaring vind je er etymologie, culturele context, land van herkomst en de datum waarop het woord voor het eerst werd gebruikt. Informatief en amusant tegelijk. Wie wil weten wat een ‘Boston marriage’ is of waar de ‘Brazilian landing strip’ vandaan komt, schaft zich best deze klepper aan. Je hoeft niet langer bang te zijn dat je het slang van The Soprano’s niet meer kunt volgen.
Ter lering ende vermaak is er ook nog de achttiende editie van ‘Brewer’s Dictionary of Phrase & Fable’, een klassieker die om de zoveel jaar weer eens bijgewerkt wordt. Dit naslagwerk is al een paar eeuwen (de eerste uitgave verscheen in 1895) de inspiratiebron van veel lezers, schrijvers en denkers. Je kunt er steeds opnieuw in grasduinen en telkens iets nieuws ontdekken. Brewer belicht zaken zoals taal, cultuur, mythe en legende. Nieuwe onderwerpen zijn o.a. ‘Blu-ray, botnet, Brazilian wax, Deep Web, glass ceiling, Google, iPod, metrosexual, MP3, the new woman, Podcast’. Voor het eerst is er ook een ‘Brewer’s Dictionary of London Phrase & Fable’. Zo’n 2000 woorden en uitdrukkingen die te maken hebben met Londen komen hier aan bod, het ene onderwerp al wat uitgebreider dan het andere: Cockney Rhyming Slang; bijnamen van bekende plaatsen en personen; romans en populaire Britse televisieseries (zoals EastEnders) die zich in Londen afspelen enz. De nieuwste uitgaven van Brewer zijn nog prachtig verzorgd ook. Je moet er flink voor dokken maar ze zijn de prijs meer dan waard.
Voor wie er pap van lust is er nog ‘Lost English’ van Chris Roberts. Zoals de titel laat vermoeden, is dit een soort vergeetwoordenboek. De auteur behandelt uitgebreid talrijke Engelse woorden en uitdrukkingen die verloren dreigen te gaan. De Britse jeugd kent ze niet meer, helaas pindakaas. Een paar krenten uit de koek: Ban the bomb; bobby-soxer; donkey jacket; Heath Robinson; nit nurse; UB40. Het boek telt slechts 172 pagina’s maar is erg onderhoudend voor wie van de Engelse taal houdt.
‘Pimp your vocab’ (met als ondertitel: A terrifying dictionary for adults: words kids don’t want you to know) van een zekere Lucy Tobin lijkt op het eerste zicht een hap-snap-klaarboekje. Wilt u echter op de hoogte blijven van recent Amerikaans jongerenslang dan is dit wat u nodig hebt. Met voorbeelden uit dagelijkse conversaties.
Jeugdtaal, vooral dan Duitse, komt eveneens aan bod bij Duden. ‘Das Wörterbuch der Szenesprachen’ is een musthave voor wie de laatste trends op gebied van muziek, internet, uitgaansleven, media enz. volgt. Voor meer hierover verwijs ik naar mijn blog van 20 augustus.

In 2009 vonden we ook een paar interessante Franse woordenboeken. Bijvoorbeeld: ‘La parlotte de Marianne. 1000 mots d’argots politique’ van Bruno Fuligni. Je moet wel een beetje thuis zijn in het Franse politieke wereldje. Het boekje is aardig up to date getuige o.a. neologismen zoals ‘voyoucratie’ (gemunt door Nicolas Sarkozy) en ‘Starkozysme’. Ook de ‘idiot utile’ (nuttige idioot) werd opgenomen. Een handig zakwoordenboekje is ‘Insultes, gros mots et injures’, op dit blog besproken op 7 september. Ik ga er dus niet verder op in.
Het Nederlandse taalgebied werd dit jaar eveneens verwend. Boeken over taalergernissen verschijnen bij regelmaat maar het grappigste is ongetwijfeld ‘Taal is zeg maar echt mijn ding’ van cabaretière en columniste Paulien Cornelisse. Zij slaagt erin allerlei modekreten, slordige uitspraken e.d. vakkundig te fileren, vaak tongue in cheek. Het boekje leest buitengewoon prettig en nodigt bovendien uit tot herlezen. Een tien met een griffel dus voor mevrouw Cornelisse!
Van Dale bracht in 2009 heel wat nieuwe kwalitatieve producten op de markt. Uitschieters zijn het ‘Modern uitroepenwoordenboek’ van Ton den Boon (hier gerecenseerd op 5 november) en het ‘Modern Bargoens woordenboek’ van Ewoud Sanders. Dit laatste telt ongeveer 700 Bargoense woorden en uitdrukkingen, waaronder een aantal hedendaagse (flipperen; omkatten; katvanger). Volledigheid werd niet nagestreefd (zo mis ik o.a. knaak, lollepot, moos, potkacheltje, riks) maar daar staat dan tegenover dat bijna alle lemma’s geïllustreerd worden met citaten uit literatuur en kranten. Bovendien krijg je bij ieder woord een bondige omschrijving, datering en etymologie. Een informatief leeswoordenboek zeg maar.
Wat zeker niet in de boekenkast mag ontbreken is ‘Het verhaal van het Nederlands’ van Nicoline van der Sijs en Roland Willemijns: over twaalf eeuwen Nederlandse taalrijkdom. 404 pagina’s telt dit naslagwerk. Vooral interessant is het feit dat ook het taalgebruik in Vlaanderen, Suriname en de Antillen uitgebreid belicht wordt. Dit boek is een waardige opvolger van ‘Het verhaal van een taal’ van dezelfde auteurs.
Als hekkensluiter willen we nog het nieuwe boek van Heidi Aalbrecht aanbevelen: ‘Waarom is een blauwe maandag blauw?’ Zij behandelt meer dan 500 spreekwoorden en uitdrukkingen. Het leuke aan dit boek is dat je heel wat kennis opsteekt over de Nederlandse (en Vlaamse) volksaard en gebruiken. En ja, de taal is gans het volk.

27 december 2009

Over de bloemetjes en de bijtjes.

Engelssprekenden hebben het over ‘the birds and the bees’ of over ‘the facts of life’. Fransen gebruiken de uitdrukking ‘l’histoire du chou’. Als eufemisme voor ‘de eerste beginselen van de seks en de voortplanting’ hebben wij het nog steeds over ‘de bloemetjes en de bijtjes’. In gesprekken met kinderen worden al te gênante connotaties met het lichamelijk verkeer hiermee afgeleid naar niet menselijke soorten.
In de jaren tachtig en negentig van vorige eeuw moest een tekening van een bloemetje en een bijtje de boodschap van ‘veilig vrijen’ overbrengen. In ons taalgebied werd de uitdrukking reeds opgetekend in 1969 al is ze beslist veel ouder. We mogen wellicht veronderstellen dat het om een ontlening aan het Engels gaat. Mogelijk heeft zelfs een bekend liedje hiermee te maken. De Amerikaanse liedjesschrijver Cole Porter had in 1954 immers een populaire song met volgende woorden: ‘Birds do it, bees do it, Even educated fleas do it, Let’s do it, let’s fall in love.’

26 december 2009

Lifestyle.

Dit woord slaat op de persoonlijke levensstijl; het geheel van gedragingen, iemands houding, overtuiging en bezittingen. Het wordt geassocieerd met een bepaald individu of een bepaalde sociale groep.
De term werd in 1929 bedacht door Adfred Adler en aanvankelijk in de psychologie gebruikt in de zin van `hoofdkenmerken van een persoon, zoals ontwikkeld in de vroege kindertijd', of met andere woorden iemands unieke stijl die hij of zij een leven lang met zich meedraagt. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw werd het woord gepromoot door Amerikaanse journalisten en adverteerders. Psychologisch en sociologisch jargon klinkt nu eenmaal erg indrukwekkend. De laatste tijd wordt de term meer en meer geassocieerd met bezit (weelderig interieur, dure auto, schilderijen, elektronische snufjes enz.), in plaats van met iemands denken en doen.
Bij ons is het woord in het begin van de jaren tachtig populair geworden. Hans Ferrée nam het in 1983 al op in het 'Trendletter ABC'.

23 december 2009

En morgen gezond weer op!


Op de radio zingt Harry Belafonte over ‘The twelve days of Christmas’. Dat wordt weer veel Wein, Weib und Gesang. ‘En morgen gezond weer op’zou Sonja Barend zeggen.
Aan al mijn lezers: een fantastisch kerstfeest. Laat de champagnekurken knallen en maak het vooral gezellig. Op dit blog gaat de stekker er binnen een paar dagen definitief uit. Maar een paar berichten hebben jullie nog tegoed. Noch bloemen, noch kransen! Ziezo, het hart is weer eens gelucht. Do re mi fa sol, alweer een blaadje vol. 





22 december 2009

Screenagers.

Jongeren anno 2009 zijn opgegroeid met televisie (waarop twintig of meer kanalen geprogrammeerd zijn), met afstandsbediening, computers, games en Internet. Vaak zijn ze met tien dingen tegelijk bezig. Tegenwoordig zijn zij de deskundigen van cyberland geworden.
Een leven zonder computer is leeg voor hen. Voor deze jeugdige computerfreaks werd in het midden van de jaren negentig van vorige eeuw de term ‘screenagers’ bedacht.
Het woord ontsproot aan het brein van de Amerikaanse cybergoeroe Douglas Rushkoff. Screenager is een samenvoeging van ‘screen’ (scherm) en het achtervoegsel –ager (zoals in teenager).
Volgens sociologen zijn deze ‘screenagers’ veel oppervlakkiger geworden.

18 december 2009

De woorden van 2009.

Twitteren is dus uitgeroepen tot woord van het jaar, althans door bezoekers van het Onze Taal-congres. Onder de kanshebbers zaten ook ‘Mexicaanse griep’ en ‘kopvoddentaks’ maar die haalden het niet. Twitteren werd op dit weblog al gesignaleerd op 28 februari 2008.
Verder werd het woord al opgenomen in het Van Dale Jaarboek Taal 2008. Vraag is dan ook of het kenmerkend is voor 2009. Er zijn toch genoeg andere nieuwvormingen die in aanmerking komen en die representatiever zijn voor het afgelopen jaar. Wellicht lag de ‘Mexicaanse griep’ (door een aantal leukerds steevast de ‘Tacohoest’ genoemd) te zeer voor de hand.
Op de website van Van Dale kreeg ‘ontvrienden’ (het verwijderen van bepaalde contacten op netwerksites) dan weer de eretitel. Minder betwistbaar dan de keuze van vorig jaar (swaffelen) en het woord wijst alleszins op de groeiende populariteit van sociale netwerken zoals Facebook, Hyves en Twitter.

Geert Wilders is niet alleen de bedenker van de ‘kopvoddentaks’ (belasting op hoofddoekjes), ook het scheldwoord ‘shariasocialist’ komt uit zijn koker. Hiermee wou de roeptoeter van Wakker Nederland socialisten die de verdediging van islamieten op zich nemen (zoals PvdA’er Eberhard Van der Laan), door de mosterd halen. Nog een (scheld)woord uit de religieuze sfeer is de ‘Poldertaliban’: een benaming voor religieuze fanatici. De term werd begin 2009 voor het eerst gebruikt door shocklog GeenStijl. Het ergerlijkste woord van dit jaar was wat mij betreft ‘fokkie’ (zie mijn blog van 8 november). Om je bijna van te verslikken in je koffie!
Een treffer is dan weer de ‘Wikigeneratie’. Deze parapluterm slaat op mensen die hun informatie vooral uit digitale bronnen op internet (zoals Wikipedia) halen en zelden iets checken.

Muzikale trends waren er ook in 2009. Toen begin dit jaar de Rap das Armas een grote clubhit werd, verwachtte iedereen een doorbraak van de zgn. ‘Bailefunk’. Het betekent zoveel als sloppenfunk en het moet zo’n beetje tot de Braziliaanse culturele erfgoed gerekend worden. Het gaat hier om een samenstelling van ‘baile’ (Portugees voor dansfeest) en ‘funk’ (Engels voor ritmische popmuziek). Over de ouderdom en de leefbaarheid van dit woord valt te twisten, maar dat geldt voor heel wat trends. ‘Zumba’ (zie mijn blog van 2 juli) is misschien wel de rage van 2009 geweest.
Een korte opsomming van neologismen die het voorbije jaar min of meer spraakmakend waren: ‘DNA-douche’ (zie mijn blog van 30 augustus 2009); ‘doula’ (opgenomen in Van Dale Jaartaal 2010 hoewel het woord reeds in 2001 werd opgetekend); ‘infominderen’ (naar analogie van consuminderen: minder informatie vergaren uit bronnen zoals internet en allerlei media); ‘twitteratuur’ (literatuur in de vorm van ‘tweets’, dit zijn korte berichten via Twitter. Het gaat hier om een plan van uitgeverij Penguin die hiermee een nieuw soort publicatie in het leven wil roepen: Shakespeare, Dante, Stendhal en andere grootheden op maat van twitteraars, of hoe noem je die lui die ‘twitteren’?).
Bij ‘Twitterrevolutie’ denken we meteen aan de spanningen in Iran tijdens de voorbije verkiezingen. Twitter werd door opstandige burgers gebruikt als alternatief voor de massamedia die in handen zijn van de overheid. Ook leuk (tenminste voor zuigelingen) is de ‘moedermelkbank’ of kortweg de ‘melkbank’(een instelling die moedermelk inzamelt voor vnl. couveusebaby’s).
Grappigste woord van 2009 is de ‘scheetbelasting’. Het vrijkomen van methaan is schadelijk voor het milieu en dat is wat koeien doen wanneer ze scheten laten. De Nederlandse boeren waren meteen boos. Emigreren hoeft echter nog niet direct want de kwestie speelt (voorlopig enkel) in Denemarken!

13 december 2009

Het ik-tijdperk.

Binnen nog geen drie weken eindigen de jaren nul, het eerste decennium van de éénentwintigste eeuw. Hoe we die jaren best typeren laat ik over aan historici. Een benaming hiervoor is wellicht nog te vroeg. Veel hangt immers af van wat voorafging maar ook van wat erna komt.
Geen decennium werd echter zo treffend getypeerd als de jaren zeventig van de voorbije eeuw: het zgn. ‘ik-tijdperk’. Het gaat om een vertaling van het Engelse ‘the me-decade’, ook wel ‘the age of me’, een uitdrukking die gelanceerd werd door de Amerikaanse auteur-journalist Tom Wolfe in het mei/ juninummer van 1973 van The Critic).
Het is de benaming voor de jaren zeventig van de twintigste eeuw, de periode waarin alles rond de eigen persoon draaide en er weinig belangstelling was voor de medemens; de `cultuur van het narcisme'. Bij ons werd de term gelanceerd door het tijdschrift de Haagse Post (erflater van het huidige HP/De Tijd) in het kerstnummer van 1979. Anja Meulenbelts bestseller ‘De schaamte voorbij’ werd hierin als kenmerkend opgevoerd. Dit boek was volgens de redactie immers het absolute egodocument: de persoonlijke groei van een vrouw, getekend als één lange worsteling. De `ik-generatie' (me-generation) wordt gevormd door yup(pie)-prototypes die de innerlijke contemplatie van de hippies uit de jaren zestig omzetten in een vergaande obsessie met zichzelf.

10 december 2009

Afserveren.

Dit aan het Duits (abservieren) ontleende neologisme en eufemisme betekent tegenwoordig: ontslagen; afwijzen. Het kan zowel op zaken als op personen slaan. Zo kan een bepaald plan voorlopig ‘afgeserveerd’ worden. Youp van ’t Hek schreef ooit in NRC Handelsblad: ‘Zelf schrijf ik wekelijks in de VARA-gids en in datzelfde blaadje word ik regelmatig afgeserveerd door Herman Brusselmans en Theo van Gogh.’
De term ‘afserveren’ ontstond wellicht in sportkringen, waar het de betekenis had van: ‘een pijnlijke nederlaag krijgen (bezorgen)’. Zo kon je bijvoorbeeld horen dat PSV werd afgeserveerd. Tegenwoordig wordt het woord veel ruimer gebruikt. Afserveren kan nu ook slaan op het afvoeren van een dronkaard. In het zakenleven wordt de term dan weer gebruikt m.b.t. iemand die mislukt is.

05 december 2009

Wil de laatste het licht uitdoen?

Bovengenoemd zinnetje wordt wel eens schertsend gebruikt m.b.t. de laatste vertegenwoordiger van een bepaalde ideologie of bedrijfstak die het voor gezien houdt.
Op 9 april 1992, op de dag van de Britse algemene verkiezingen, kopte de schandaalkrant The Sun naast het hoofd van Labour-leider Neil Kinnock: `If Kinnock wins today will the last person in Britain please turn out the lights.'
In de jaren zestig viel de leuze al te lezen als opschrift aan de Oost-Duitse kant van de Muur. Wellicht ontstond de kreet dus als een graffitigrap. Volgens een bepaalde bron was er omstreeks 1967 op het Israëlische vliegveld van Lydda (Lod, tegenwoordig Ben Gurion Airport bij Tel Aviv), in de periode dat de situatie in Israël deplorabel was (ten tijde van de regering Levi Esjkol), een notitie opgehangen: `Will the last to leave kindly turn out the light.'
Een andere bron maakt melding van een ander vroeg (Amerikaans) voorbeeld. Begin jaren zeventig werden de Boeing-fabrieken in de staat Washington door massale ontslagen getroffen. In en rond de stad Seattle had dit tot de ineenstorting van de huizenmarkt geleid. Veel gezinnen vertrokken toen naar betere oorden. Er kwam een ware hausse in opschriften en T-shirts: `Will the last person leaving Seattle (this area/ Boeing/ the state of Washington enz.) please turn off the lights!' De uitdrukking zou (in Amerika) ook regelmatig te vinden zijn in vernietigende film- en theaterkritieken (last person leaving the theatre).
Bij ons zou Wim Kan de frase gebruikt hebben in zijn oudejaarsconference in het oliecrisisjaar 1973. Ook Fons Jansen zou in een van zijn vroege shows (`De lachende Kerk'?) over de leegloop van de r.-k. Kerk gezegd hebben: `Wil de laatste broeder die uittreedt het licht uitdoen?' Zekerheid hierover is er niet.

01 december 2009

Zo komt Jan Splinter door de winter.

Op 28 november stond er in het Brabants Dagblad –onder de kop ‘Beleggend de winter door’- onder meer het volgende:
“2010 zal de hartkleppen van menig belegger wederom op duurzaamheid uittesten, dat lijkt haast geen voorspelling. Het herstel dat gaande is, is niet van een klassieke sterkte als dat we gewend zijn. Het herstel dat zich in 2010 met vallen en opstaan verder ontplooit, zal voelen als het fietsen op een slecht onderhouden binnenweg in Wallonië. Maar met het sturen van de portefeuille op de combinatie rotsvast en een stevig dividend komt belegger Jan Splinter vast weer gezond de winter door.” Einde citaat.

Met Jan Splinter wordt de kleine man bedoeld die maar moet zien hoe hij zich erdoorheen slaat of hoe hij rondkomt met zijn geld. Jan Splinter symboliseert de man met het laagste inkomen, die bijstand geniet en dus tot de minimumloners behoort.
De uitdrukking is al erg oud (ze werd reeds opgetekend in 1971 in het West-Friese woordenboek ‘Mooi zoid’ van Jan Pannekeet), maar PvdA-fractieleider Marcel van Dam blies haar in december 1982 nieuw leven in. Hij gewaagde van Jan Splinter toen hij het minimabeleid van de regering-Lubbers bekritiseerde. De kleine man kreeg volgens het PvdA-kamerlid veel minder dan men hem wilde doen geloven. De laagste inkomensgroepen moesten - alweer volgens Van Dam - te veel inleveren in verhouding tot de hoogste. In 1983 dook de uitdrukking ook op in een strip van Jaap Vegter: `Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je voor een kwartje verwend! En zo moet Jan Splinter door de winter.'