24 september 2008

Snuffmovies.


Snuffmovies zijn gewelddadige pornofilms waarin deelnemers, vaak kinderen of vrouwen, voor de camera gemarteld en vermoord worden. Dergelijke rolprenten zouden voor grof geld van de hand gaan in de clandestiene circuits.
In Amerika komt de term al voor sinds ca. 1971. Het Engelse voorvoegsel ‘snuff’ komt van het werkwoord ‘to snuff out’, een informele term voor doden, koudmaken.

Tot op heden werd nog steeds niet bewezen dat zulke films werkelijk zijn opgenomen: ze bestaan vooral bij gratie van het geruchtencircuit. Niettemin werd Nederland in het voorjaar van 1997 opgeschrikt door de onthulling dat Britse pedofielen begin jaren negentig van vorige eeuw films hadden gedraaid van jongetjes die voor de camera werden verkracht, gemarteld en vervolgens gedood.
Een documentaire op RTL 5 wist o.a. bekend te maken dat dergelijke films in Nederland geproduceerd werden, vanwege het tolerante klimaat aldaar. Toch werden er nooit lijken of zelfs maar videobanden gevonden. De thematiek van de snuffmovies werd voor het eerst behandeld door regisseur Jack Webb in zijn film Dragnet uit 1969. In de literatuur komt het onderwerp o.a. aan bod in de roman Frisk van Dennis Cooper.

21 september 2008

Serendipiteit.

“Bij mijn eerste ontdekking was ik bij toeval op het kunstgebit van George Washington gestuit, maar bij de tweede had ik er een neus voor gehad. Deze keer moest het wel serendipiteit zijn geweest. Het is een woord dat je hooguit een of twee keer in je leven gebruikt, maar wie het eenmaal heeft gepraktizeerd, vergeet het nooit meer.” Bovenstaand zinnetje stond in 1990 in NRC Handelsblad.

Serendipiteit, in het Engels ‘serendipity’, is het talent om toevallige ontdekkingen te doen. Het woord werd in 1754 bedacht door de Engelse auteur Horace Walpole, naar de titel van een Perzisch sprookje, De drie prinsen van Serendip. De hoofdfiguren deden steeds toevallige ontdekkingen.
Rond 1930 introduceerde een hoogleraar fysiologie aan de Harvard Universiteit het woord in de wetenschap.
In Nederland werd serendipiteit vooral onder de aandacht gebracht door de Groningse wetenschapper Pek van Andel.

14 september 2008

Mietje.

Een dom misverstand over een Friese groet had begin augustus dramatische gevolgen voor een jonge Nederlander. Het gebeurde in Leeuwarden toen een achtentwintigjarige een jongere voorbijganger begroette met het Friese woord ‘middei’ (goedemiddag).
De jonge stadsgenoot, een blowende en snuivende hangjongere zoals achteraf bleek, verstond iets anders. Het Friese ‘middei’ (uitgesproken als ‘midje’) werd begrepen als mietje. Er volgde een steekpartij. Als gevolg hiervan werd de achtentwintigjarige opgenomen in het ziekenhuis met een zware dwarslaesie. Na twee weken leven als een kasplantje werd besloten de behandeling stop te zetten. Het zoveelste geval van zinloos geweld en dat allemaal omwille van een vermeende belediging.

Mietje is in onze taal al lang een scheldwoord voor een homoseksueel of een verwijfd persoon; soms ook voor een man met een te zacht karakter. In een Bargoens woordenboek uit het begin van de twintigste eeuw heet het: iemand, die een hekel heeft aan vrouwen. Tegenwoordig is het woord vooral populair in kringen van voetbalsupporters. Nederlandse voetballers komen nooit openlijk uit voor hun homoseksuele geaardheid. Het ergste waar je een supporter of speler voor uit kunt maken, is mietje.

De term is ouder dan we geneigd zijn te denken. Het grootste Nederlandse woordenboek, het WNT, geeft al een citaat uit 1882.
Volgens het spreekwoordenboek van Stoett is ‘mietje’ voor mannelijke homoseksuelen een eufemistische verkorting van ‘sodemieter’, maar mogelijk wel beïnvloed door de meisjesnaam Mietje of verband houdend met ‘catamiet’, een bijbels woord voor ‘schandjongen’.
Een bekende uitdrukking is ‘laten we elkaar geen mietje noemen’ (reeds terug te vinden in oude spreekwoordenboeken zoals Harrebomée, Stoett en Huizinga). Ze werd o.a. opgetekend in het werk van de Rotterdamse volksschrijver Willem van Iependaal (Polletje Piekhaar, 1935). Een ‘mietjesma’ is homotaal voor een vrouw die veel optrekt met homo’s. Zo iemand wordt in Nederland ook wel een ‘nichtenmoeder’ genoemd. ‘Mieterig’ betekent ‘verwijfd’.

09 september 2008

Ha, ha! lachte de graaf in het Spaans

“Ha!!!! Ha!!!! lachte de Graaf in ‘t Spaansch. Zoo zal nu heel Rotterdam lachen om de reuzen-koopjes, die ze nu kunnen koopen bij Aron Van Zanten’s Kristalhuis.
Deze zin maakte in 1927 deel uit van een advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
En een zekere A. Roekoe publiceerde in 1954 een boek met de titel ‘Ha, ha,lachte de graaf. Humoristische Vaderlandse Geschiedenis.’
De absurde uitroep ‘ha, ha, lachte de graaf’ maakt deel uit van de thuistaal van heel wat Nederlandse gezinnen. Vaak wordt deze uitdrukking aangevuld met allerlei nonsensicale zinnen. Ik geef maar een paar voorbeelden (er zijn heel wat varianten): ‘toen hij zag dat zijn zoontje rood haar had’, ‘ en legde zijn door de zon gebruinde gebit op tafel’, ‘terwijl hij de gravin vermoordde’, ‘en hij at vijgen, maar zij waren van zijn paard.’ Het is een soort zijspreuk volgens het stramien “.... zei de boer, en hij .....”
De Nederlandse auteur Godfried Bomans schreef ooit dat dit soort humor alleen in schaakkringen voorkomt (wat dus niet juist is). Een speler kan zijn tegenstander begroeten met een verrast ‘aha!’, waarop de ander dan antwoord: ‘lachte de graaf in het Spaans.’ Zeker is het niet, maar mogelijk is er een verband met de zinsnede ‘On l’a vraiment écrit: Ah! ah! dit Don Manuel en portugais’ uit ‘Le Collier de la Reine’ (het halsnoer van de koningin. 1849) van Alexandre Dumas.
De vraag blijft natuurlijk wie (in het Nederlands) van de Portugese don een graaf maakte. En wanneer precies deed de Nederlandse variant zijn intrede in onze taal?

04 september 2008

Cohousing.

In vroeger eeuwen leefden we in stamverband. Komt die tijd nog ooit terug? Een nieuwe trend is cohousing. Het is een vorm van gemeenschappelijk wonen.
Vorige maand startte in België een proefproject in Tubize. Daar werd een vierkantswoning omgebouwd tot een samenwoonst voor 21 gezinnen. Jong of oud, Vlaming of Waal, iedereen is even welkom. En nee, het gaat hier niet om een commune.
Cohousing (het woord staat nog in geen enkel woordenboek) ontstond vijftien jaar geleden in Denemarken. Ondertussen werden er ook elders dergelijke projecten gestart: in Nederland, Engeland, Oostenrijk, Amerika. Cohousing houdt in dat ieder de nodige privacy heeft (een eigen badkamer, keuken, living, slaapkamer) maar daarnaast ook kan gebruik maken van gemeenschappelijke ruimtes (hobbykamer, speelkamer voor de kinderen, eetzaal enz.).
Het zijn niet noodzakelijk ‘geitenwollensokkers’ die zich aangetrokken voelen tot cohousing. Eén van de voordelen van dergelijk project is dat je als ouder minder moet zoeken naar kinderopvang. Er is altijd wel iemand thuis. Wie minder handig is, kan beroep doen op een ‘klusjesman’ in de groep. Er kan altijd wel iets geregeld worden. Ieder lid van de groep heeft wel een bepaald talent. Oude mensen kunnen zo ook in de buurt van hun kinderen wonen. Als ze ziek zijn of de boodschappen niet meer kunnen doen, zal het voor de kinderen makkelijker worden om in te springen. Wie in het project stapt moet niet noodzakelijk een gezelligheidsdier zijn. Eerlijkheid, vertrouwen, samenwerking, tolerantie, engagement zijn waarden die in de woongemeenschap erg hoog liggen. Het grootste voordeel van cohousing is misschien wel dat het een goedkope woonoplossing is, zeker met de stijgende prijzen van woningen in ons land.